vermijden. Dat het dienen buiten Java bepaald een bezwaar oplevert tegen het treden in militairen dienst, is nimmer gebleken. In de stamboeken der niet-Europeesche militairen wordt, onder vermelding van den naam der echtgenoote, aanteekening gehouden van het sluiten en ontbinden (door overlijden a.a.) van huwelijken. Zoodra tot oprichting van een weduwen- en weezenfonds voor de niet-Europeesche militairen wordt overgegaan, zal ook van alle mutaties onder de kinderen aanteekening worden gehouden. Voors hands bestaat daartoe geen noodzaak; thans zou"het nut uit dien maatregel te trekken niet opwegen tegen het nadeel van de meer deren administratieven arbeid. Ingestemd wordt met de door vele leden gemaakte opmerking, dat voorzichtigheid in acht dient te worden genomen bij een mo gelijk streven om het concubinaat in de kazerne af te schaffen, zoolang niet daarvoor iets beters in de plaats kan worden gesteld. Intusschen mag als waarschijnlijk worden aangenomen, dat, ten gevolge van meerdere reeds totstandgekomen dan wel in overweging ge nomen maatregelen ten bate der gehuwden, het kazerne-concubi- naat in den loop der komende jaren, geleidelijk en zonder dat daarop eenige druk wordt uitgeoefend, zal verdwijnen. Zooals bekend verondersteld mag worden, is het concubinaat onder beperkende voorwaarden alleen vergund aan bepaalde groepen van vrijwilligers; bij de militieafdeelingen is het niet geoorloofd. Hoewel geen statistische gegevens ter zake beschikbaar zijn, kan niet worden toegegeven, dat de tegenwoordige toestand in de kazerne oorzaak is van het ontstaan van een gedegenereerd proletariaat; voor zoover daarover een oordeel kan worden uitgesproken, komen de zoogenaamde soldatenkinderen over het algemeen goed terecht. Sedert 1915 is (met inbegrip van de ontwerp-begrooting 1920) een totaal bedrag van f 617 C00 beschikbaar gesteld om de gehuwde niet-Europeesche korporaals en soldaten, ieder afzonderlijk, te huis vesten in een door gordijnen en beschotten afgescheiden gedeelte van de chambrée. Ten aanzien van de gehuwde niet-Europeesche onderofficieren voor zooverre althans niet bekleed met eene Europeesche kader betrekking, in welk geval zij aanspraak hebben op dezelfde huisves ting als hunne Europeesche ranggenooten is beslist, dat zij voort aan gelijke aanspraken op huisvesting zullen hebben als de gehuwde Europeesche korporaals, in verband waarmede op de ontwerp-be- grooting voor 1920 een post van 150.000 is gebracht voor bijbouwing van gehuwdenlogies. Bovendien wordt overwogen voor de hierbe- doelde onderofficieren de gelegenheid te openen om, zoolang hun van landswege geen gehuwdenlogies ter bewoning kan worden aangewezen, onder genot van huishuurvergoeding zelf in hun huis vesting te voorzien. Voorts wordt bij de bouw van nieuwe kampementen rekening gehouden met de gewijzigde denkbeelden op het gebied van mas sahuisvesting en zullen bij enkele te bouwen en bij eenige bestaande 613

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 71