masin naar Pasir en terug, bevaren, voor passagiersvervoer geheel ongeschikt zouden zijn en dat gedurende eene reis Kolonedale naar Makasser en op drie reizen van Tandjong- Priok naar Oelee-Lheue de l'gg'ng. voeding, badgelegenhied enz te wenschen zouden hebben overgelaten, zijn ingevolge de bij het Gouvernementsbesluit dd. 22 October 1918, No. 40 getroffen regeling, den Hoofdinspecteur van Scheepvaart ter kennisneming en onderzoek aangeboden. Hieromtrent is nog geen antwoord bekomen. Over het beheer der menages werden bij het legerbestuur in het afgeloopen jaar geen klachten ontvangen. Bij het onderzoek door den legercommandant in Kediri ingesteld naar aanleiding van de mededeelingen van den heer Gramer in de Volksraadszitting van 1 Maart 1919 zijn geen bezwaren vaneenige beteekenis tegen de militairen aan bet licht gekomen. De enkele voorgekomen wrijvingen, alle van ondergeschikt belang, waren voort gesproten uit verzuimen t.o. van de in acht te nemen beleefdheids vormen en uit het opdragen van poiitioneelefunctiën aan de militairen buiten hun eigenlijke taak staande; één feit betreffende de minder heusche behandeling van een Inlandsch ambtenaar door een officier, was onmiddellijk na het gebeurde op voor beide partijen bevredigende wijze opgelost. Tegen het verleenen van inzage van het ter zake van het onderzoek uitgebracht rapport bestaat bezwaar. De sectie van het lijk van de vrouw van den Inl. fuselier Saraja heeft 6 November 1918 plaats gehad. Het lijk was ter begraving in het militair hospitaal opgenomen. De wd. chef van het hospitaal te Weltevreden achtte algemeene schouwing noodig, daar de doodsoorzaak bij de opname niet bekend en vermoedelijk buikziekte was- Bevelen zijn gegeven, dat een der gelijke handeling niet meer plaats hebbe zonder vergunning van de nabestaanden. Zooals het vorige jaar reeds werd medegedeeld (Volksraad, Tweede Gewone Zitting 19)8-1919, 1, Gedrukt stuk No. 15, bladzijden 53/o4), worden de diensten op Zon- en feestdagen zooveel mogelijk beperkt en is aan deze aangelegenheid een afzonderlijk hoofdstuk gewjd in de reglementen op dtn inwendigen dienst. Het is echter duidelijk dat, vooral bij zee- en lange landreizen, het op Zondag reizen niet altijd' vermeden kan worden. De fourier Sanders (algemeen stamboek No. 70803) werd op 26 rebruari i 9i6 door den piaatselijk militair commandant te Soerakarta gedegradeerd. Na met zijn reclame over deze straf door den chef ya1yi^erii slra^°P'egger den afdeelings- tevens brigadecommandant te Magelang te zijn afgewezen, wendde hii zich daarmede tot den krijgsraad te Magelang. In hoogste instantie werd bij dispositie van het Hoog Militair Gerechtshof dd. 21 Juli 1916 No. 254 beslist, dat de opgelegde straf gehandhaafd bleef. 617

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 75