in Amerika zich op de voor Indië bestemde vliegtuigen had geoefend,
traden beiden als instructeur in Indië op en werden twee officieren
van de landmacht, twee van de zeemacht, benevens twee onderoffi
cieren voor het internationaal brevet opgeleid.
Doordat de beide genoemde instructeurs aan den vliegdienst ont
vielen de heer Hilgers verzocht een jaar verlof is de vliegdienst
thans weder zonder instructeur.
Voor zoover bekend zijn in Nederland nog 3 Indische officieren
in opleiding voor vliegenier, terwijl 7 Nederlandsche vliegeniers,
w.o. één als hoofdinstructeur, met de te verwachten nieuwe vlieg
tuigen naar Indië zullen komen.
Uit het vorenstaande moge blijken, dat de opleiding wel degelijk
in Indië werd ter hand genomen, voor zooveel de omstandigheden
dit toelieten.
Onderafdeeling 99. Opleiding tot officier.
Een volledige opleiding tot officier kan hier te lande zeer goed
plaats vinden. Toen in 1892 door de Indische regeering voorstellen
werden ingediend om aan de militaire school eene belangrijke uit
breiding te geven, meende het Opperbestuur, in de eerste plaats op
grond van geldelijke overwegingen, maar ook omdat vermeend werd,
dat het bij die inrichting gegeven onderwijs niet zoo vruchtdragend
was en ook niet kon zijn als dat, hetwelk bij de onderwijsinrich
tingen in Nederland werd gegeven, bedoelde voorstellen te moeten
afwijzen. Instede daarvan, werd toen voor jongelieden in Indië de
gelegenheid opengesteld om tot de Cadettenschool te worden toe
gelaten, terwijl de bestaande volledige officiers-opleiding te Meester-
Cornelis werd ingekrompen tot een tweejarigen voorbereidenden
leergang, aansluitende bij den hoofdcursus te Kampen.
Deze regeling is tot dusver gehandhaafd.
Plannen bestaan om, indien wordt overgegaan tot de invoering
van den dienstplicht voor de inheemsche bevolkingen de geleidelijke
vorming van een militieleger, de officiers-opleiding hier te lande met
ernst ter hand te nemen en de daartoe noodige inrichtingen, eene
Indische Militaire Academie en eene Cadettenschool, te Bandoeng
in het leven te roepen.
Onderafdeelmg 106.
De werkzaamheden van het Generaal van Heutszfonds blijken uit
het ter griffie van den Raad ter kennisneming neergelegd 13e jaar
verslag van het fonds.
Memorie van Toelichting blz. 111.
De vermindering van de werkelijke sterkte van het leger in het
tijdvak 1 Juni 1918 tot en met 31 Mei 1919 bedroeg:
548 Europeanen,
92 Amboineezen,
124 Inlanders.
622