2e. deze dienst zelfstandig kan arbeiden zonder de beschikbaarstel ling van militair personeel, ook wat de officieren betreft. Zoolang die dienst voor de overgroote meerderheid van het leidend- en een groot gedeelte van het uitvoerend personeel, afhankelijk is van het leger, zal een afscheiding van het Departement van Oor log niet in het algemeen belang zijn. De uitbreiding-van het arbeidsveld van den topogr. dienst leidt er toe, dat in tijdschriften en dagbladen menigmaal op veranderingen wordt aangedrongen, waarmede niet anders dan een versneld tempo der metingen wordt beoogd. Bij een elastische formatie, welke in staat stelt om tot een geleidelijke en tijdige personeelsuitbreiding over te gaan, zijn ingrijpende veranderingen niet noodig. De permanente opnemings= en kaarteeringscommissie pleegt over leg, zoo dikwijls de voorzitter of een der leden zulks noodig acht. Indien de voorstellen van de militaire bezoldiginscommissie worden aangenomen, leiden deze tot eene aanzienlijke positieverbetering van het Inlandsch personeel (topografen, verkenners, teekenaars, retoucheurs, lithografen, instrumentmakers, timmerlieden, boekbin ders, letterzetters, mandoers en handlangers). Onderaj deelingen 365. Bezoldigingen van de commiezen en de burgerlijke schrijvers op de kantoren van het leger. De verbetering van de bezoldigingen van de Commiezen en de burgerlijke schrijvers op de kantoren van het leger is reeds geruimen tijd vóór de instelling van de bezoldigingscommissie aanhangig gemaakt; het komt niet gewenscht voor ten deze de voorstellen van die commissie af te wachten, daar hierdoor dejnvoering van deze hoogst noodzakelijke herzieningen vermoedelijk niet onaanzien lijk zal worden vertraagd. Aangeteekend wordt, dat de ten behoeve van het korps schrijvers op de begrooting gebrachte gelden niet bepaald ten doel hebben een herziening van de wedden van de burgerlijke schrijvers, doch meer een reorganisatie van het geheele korps. Voor de verbetering van de inkomsten van dit personeel zijn reeds op de begrooting voor 1919 de noodige gelden uitgetrokken Onderaj deelingen 371. Bezoldigingen enz. van het wapen der in fanterie. In het 1ste kwartaal 19C9 ging de laatste Afrikaansche pupil bij het leger over; sinds dien datum meldde zich geen dergelijk persoon meer aan. Onderaf deelingen 373. Bezoldigingen enz van het wapen der cavalerie. Zooals hiervoor reeds werd aangeteekend, mag het onvruchtbaar worden geacht thans reeds van gedachten te wisselen over de ge- wenschte samenstelling van het leger, voordat de toestand in Europa de gegevens zal hebben verschaft om ter zake te beslissen. Nog steeds is voor een leger, dat voor de oorlogstaak kan worden geroepen, de cavalerie een niet te ontberen onderdeel. De meening, 624

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 82