Artilleristisch Tijdschrift, No. 5, Mei 1919. Luitenant-Kolonel Bomert behandelt het beschieten van vliegtuigen door artillerie aan de hand van de Nederlandsche „Aanwijzingen voor hei gebruik van veldvuurmonden ingericht voor het beschieten van luchtdoelen." 's Schrijvers beschouwingen, welke zeer de aan dacht verdienen, geven geen gunstigen indruk van de wijze, waarop deze aangelegenheid in Nederland behandeld is: immers, toen in 1914 de oorlog uitbrak, was het vraagstuk weinig of niet bestudeerd, zoodat de vestingartillerie de vrij onhandelbare kanonnen van 12 cM. L St en Br. en van 10 cM. zoo goed en zoo kwaad als het ging voor het beschieten van luchtdoelen trachtte in te richten, pivotr ffuiten met gelegenheid tot het geven van groote elevatiën voor de kan. \an b en 7 cM. construeerde en zelfs kan. van 3,7 cM. op vliegtuigen wilde laten vuren. Onafhankelijk van de vestingartille rie was de veldarüiierie in dezelfde richting werkzaam. Ook werd eenig speciaal luchtafweergeschut aangeschaft. Thans bij het einde van den oorlog, d.i. na ong. 4'/2 jaar, blijkt de handleiding voor net vuren met 6 cM nog niet met een bij dien vuurmond aan te brengen opzet in overeenstemming gebracht te zijn en is die van 7 cM. nog niet eens verschenen. Het stuk wordt vervolgd. Majoor van Dam van Isselt besluit zijn bijdrage over „Veldartil lerie met eenjarigen eerste-oefeningstijd," een onderwerp, dat ook voor ons van belang kan worden, wanneer ons leger nog eens op rationeele wijze gereorganiseerd wordt. Of wij dat nog beleven zul len? Kapitein van Santen bespreekt de.denkbeelden van Majoor v. D. v I. in een naschrift, waarin hij eenige bedenkingen uitspreekt, doch het voorgestane stelsel verre verkieslijk boven net bestaande acht Kapitein Roldanus vervolgt zijn studie over het schieten der vestingartillerie In dit stuk geeft hij een volledig uitgewerkt voor beeld voor de uitvoering van een opdracht door twee afdeelingen van 15 cM. K. Ten slotte de gewone rubrieken. Mavors, No. 3, April 1919. Luiienant Wilson beschrijft een oefening in het in staat van verdediging biengen van een boschrand, in Febr. 1919 gehouden door het cadettenkorps der KMA. Luitenant Calmeijer behandelt den strijd in de loopgraven en wei het geval, dat de aanval beoogt een overval en zeer tijdelijke bezetting van een deel der vijandelijke linie tot het uitvoeren van vernielingen, enz. Het stuk, dat ontleend is aan de deiailoefenigen van troepen uit het garnizoen Doesburg, is bedoeld als voorzetting van de reeks artikelen over het inrichten van en den strijd in de loopgraven van de hand van den Kapitein van den Generalen Staf VAN DEN Akker die, blijkens een naschrift, door den papieren oorlog op de bureaux verhinderd is den werkelijken oorlog verder te behandelen. 632

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 90