politieke winst trachten te slaan uit den onwil om belasting te betalen en te dienen, schiet de zaak van 's Lands weerbaarheid niet op en doet de regeering beter te liquideeren dan verdere fondsen te besteden aan een weermacht, die onvoldoende is Komt de nood aan den man, dan heeft men zich zelf de gevolgen te wijten. De Heer E.A. Vreede behandelt de diepteregeling der onderzee booten en hunne Iangscheepsche stabiliteit De Heer Gestel, Officier-Machinist 2de ld, bespreekt het artikel „Diesel-motoren van onderzeebooten", in het „Marineblad" van .0 Juli 1918 Naar aanleiding van het artikel van den Heer J. W. Langeler, getiteld „Eenige cijfers bij torpedo-aanvallen" in de vorige aflevering, behandelt X het jagersgewijs ianceeren, Luitenant-ter-zee 1ste kf. van Dulm bindt den strijd aan met den Luitenant-Kolonel der Mariniers Groen naar aanleiding van diens artikel over den omgang met mindere schepelingen in de vorige aflevering. De bestrijding van den Heer van Dulm komt ons weinig zakelijk voor; in een naschrift zet Overste Groen zijn denkbeelden nader uiteen Luitenant-ter-zee 1ste kl. Hartkamp bespreekt de behandeling van algemeene verzoeken van mindere schepelingen aan boord. Hij' wijst o.a. op het ook bij de landmacht niet onbekende ver schijnsel, dat verzoeken meestal worden overgebracht door de grootste schreeuwers, zoogenaamd namens allen, zonder dat de meerderheid met het verzoek instemt. Luitenant-ter-zee 1ste kl. van Heteren wijst in „Openbaarheid en Koersverandering" er ronduit op, dat het openlijk erkend moet worden, dat de marine totaal op den verkeerden weg is, niet alleen met het stelsel, maar ook, en in de eerste met de personen, die in dit stelsel zijn opgegroeid en het deden vastloopen. Hij komt er openlijk voor uit, dat het belachelijk is thans vertrouwen te eischen in een organisatie, waar weinig of niets georganiseerd bleek; hij verlangt daden, „anders zullen de besten, meer nog dan nu „reeds het geval is, hun werkkracht elders gaan benutten, en „de marine veriaten, die met de jaren slechter in plaats van beter „is geworden." Daarom acht Schr. het dringend noodig, „dat de groote lijnen van ons marinebeleid bekend worden, of dat ronduit gezegd worde, dat zij eigenlijk in het geheel niet bestaan". Er worde open kaart gespeeld en gebroken met „schoonen schijn en geheimzinnige ver doezeling van bekende groote gebreken Hoewel door ondervinding sceptisch gestemd, wil Schr. den moed nog niet laten zakken en blijven hopen op een koersverandering, welke hoog noodig is, want in de gedesorganiseerde marine van thans kan niet meer met opgewektheid gediend worden. Wij sluiten ons van ganscher harte bij den Schr. aan. Ook wij achten het noodzakelijk, dat zeer spoedig over de toekomst onzer marine beslist worde, opdat een ieder weet, waaraan hij zich .te houden heeft; het is trouwens met de landmacht niet veel beter gesteld. 634

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 92