Een protest nan de hegeroereeniging.
Weltevreden 28 Juni 1919.
Aan
de Redactie van het
Indisch Militair Tijdschrift.
Mijne heeren
Naar aanleiding van eenige zinsneden, voorkomende in het opstel
van den heer C. MArcus op blz. 438 e.v. van dit tijdschrift, acht
het Hoofdbestuur der Legervereeniging zich verplicht uitdrukkelijk
verzet aan te teekenen tegen de door dezen auteur verkondigde
op- atting, als zou onze vereeniging, in welker bestuurscolleges vele
officieren zitting nemen, zou zijn een „manifestatie van het egoisme
der burgerij" en als zou zij schuldig staan aan deelneming eener
campagne tegen het officierskorps.
Bedoelde opvatting, waarvoor geen redelijke grond wordt aan
gevoerd teekenend is, dat beroep gedaan wordt op het laatste
verslag der vereeniging, terwijl het eerste verslag nog moet ver
schijnen; is bedoeld het eerste jaarverslag der afdeeling Batavia, dan
zou het ons genoegen doen, als de heer Marcus in plaats van een
courantenbericht dit verslag zelf zou willen lezen, waardoor hem
duidelijk zal worden, dat hij zich heeft vergist geeft blijk van on
volkomen bekendheid met de geschiedenis en volkomen onbekend
heid met den arbeid der Vereeniging, welke, naar gelukkig vermeld
mag worden, zich thans mag verheugen in de belangstelling van het
Legerbestuur, bij hetwelk reeds eenige malen en niet tevergeefs om
steun werd verzocht voor hare leergangen en arbeidsbeurs.
Op de krachtige medewerking ook van officieren stelt de Leger
vereeniging te veel prijs, dan dat de aangehaalde beschuldigingen
onweersproken mochten blijven. Wij houden ons overtuigd, dat de
heer Marcus, indien hij een nader onderzoek zal hebben ingesteld
omtrent de geschiedenis, het streven en het werken der Legerver
eeniging wij bevelen ZE. de lezing aan van ons thans vastgesteld
en binnen korten tijd in druk verschijnend eerste jaarverslag de
eerste zal zijn, om zijn ongelijk te erkennen. Nader onderzoek zal
1. M. T. 41 1919.