swca
Uit de Praefijk.
IfóxöSl
Ons Redamesielssf.
Mr. Meihuizen leest uit de nieuwe bepalingen betreffende de af
doening van reclamezaken, dat de krijgsraad verplicht is, den kla
ger en z.n. strafoplegger en getuigen te hooren. Het doen hooren
dezer personen door een commissie zal dan tot het verleden be-
hooren (zie jongste Meinummer van dit tijdschrift). Hoezeer ook
een dergelijke behandeling van de zaak toejuichende, lijkt mij uit
een practisch oogpunt de interpretatie van den Heer MeihuIzen
te bezwaarlijk. Waar de oude correctieven (het houden van arrest
en c.q de „douw er boven op") zijn vervallen, kan ieder naar
hartelust reclameeren, ook al weet hij opperbest, dat zijn bezwaren
geheel ongegrond zijn. Een lijntrekker in Koepang, die eens een
uitstapje naar Makasser wil maken, heeft zich slechts bezwaard
te gevoelen over een hem opgelegde lichte straf, en aan zijn wensch
zal t.g.t. worden voldaan. Voor reisgezelschap wordt wellicht ge
zorgd in den vorm van eenige kameraden, die getuigenis der waar
heid zullen afleggen voor de vierschaar te Makasser.
Oij dezelfde wijze kunnen uitstapjes van Ngabang naar Ba
tavia, van Poeroek Tjahoe naar M a g e 1 a n g enz. georga
niseerd worden.
Thans iets anders. Een man wordt disciplinair gestraft. De straf
oplegger is daartoe eerst overgegaan na het hooren van getuigen,
wier verklaringen hem het wettig bewijs hebben geleverd voor 's mans
schuld. Een reclame volgt en de man wordt door den Chef van
den strafoplegger in het gelijk gesteld, de straf wordt geroyeerd. De
strafoplegger slaat dan onverdiend een minder fraai figuur, althans in de
oogen zijner ondergeschikten. Natuurtijk kan hij zijn bezwaren
ingevolge Algémeene Order 1916, No. 2 sub K II, voorbrengen bij
den meerdere van dengene, die over de reclame in eerste instantie
beslist heeft, doch dan krijgt de quaestie m i. een ongewenscht
specifiek militair karakter. Waar de strafoplegger terecht van oordeel
is, dat het wettige bewijs voor de schuld van den klager geleverd
is, moet n.m m. de strafoplegger in het geschetste geval zijn be
zwaren bij een rechterlijk college kunnen voorbrengen en zich
niet aan het oordeel van een zuiver militair gezaghebbende be
hoeven te ontwerpen, die desgewenscht het wettige bewijs kan.
negeeren.
780
(ig)®5|