9. In hooge mate zou het aan den dienst ten goede komen, indien
de compagnies-commandanten konden ontlast worden van het vele
administratieve werk, waardoor zij van het werken met den troep
onttrokken werden. Men hale den compagnies-commandant van zijn
bureau weg en geve hem aan den troep. Verandering is hier drin
gend noodig. Een scheiding tusschen administratie zou reeds aan
veie bezwaren tegemoet komen. Ook zou aan den compagnies-com
mandant meer zelfstandigheid gegeven moeten worden.
Wat den militairen groet betreft, de meerderheid der com
missie neemt het standpunt in, dat misschien wel een leger mogelijk
is, waarin voor den groet geen andere regelen zouden gelden dan in de
burgermaatschappij worden in acht genomen, doch men heeft thans
rekening te houden met den bestaanden toestand, waarbij de groet is
voorgeschreven. Er moeten dus redenen zijn voor afschaffing en nu
is er bij de verhooren wel heel weinig over den groet geklaagd.
Niettemin is het groeten onder bepaalde omstandigheden, bij druk
verkeer enzongetwijfeld soms lastig geweest. Maar de vraag is
of die last niet opweegt tegen de voordeelen van de handhaving
van den groet. Als een groot nadeel beschouwt de commissie, dat
in de afschaffing zal worden gezien een bres, geschoten in de le-
gertucht. Naar het oordeel van de meerderheid der commissie moet
de groet dan ook gehandhaafd blijven.
Een andere vraag is, of er geen maatregelen tot beperking
kunnen worden genomen, en tegen dit denkbeeld heeft de commissie
geen bezwaar, al rijst de vraag of maatregelen in die richtirg nog
noodig zijn, nu reeds zoovelen gedemobiliseerd zijn. Ongewenscht
zou de commissie het vinden, indien een beperking plaats greep in
dien zin, dat men alleen behoeft te groeten den superieur, onder
wiens onmiddellijke bevelen men staat, zulks in verband met de
bezwaren, die dit in de practijk zou geven.
10. Wat de tractementen betreft, zoowel de beroepsofficier als
de onderofficier mag niet slechter bezoldigd worden dan personen
van gelijke ontwikkeling, bekwaamheid en kennis in andere vakken.
Wat de onderofficieren betreft, hun positie behoort in verschillende
opzichten verbetering te ondergaan. Een spoedige herziening daarvan
lijkt gewenscht, omdat de goede geest in het korps daaronder lijdt
Het lid der commissie, de heer A. G A. Everts, heeft een afzon
derlijke nota opgesteld, wijl hij zich niet kon vereenigen met de voor
gestelde regeling der commissie inzake straf- en strafoplegging. Hij zou
zich neer kunnen leggen bij een regeling, waarbij ware bepaalddat
de commissie van advies slechts in werking treedt voor straffen
hooger dan 7 dagen kwartier arrest; dat bij hoogere voorgestelde
straf dan 7 dagen kwartierarrest het advies der commissie niet
wordt ingeroepen door den gestrafte, doch de commissie automatisch
in werking treedt en verplichtend is; en dat de commissie wordt
samengesteld uit drie officieren, waarvan twee te kiezen door den
troep en één te benoemen door den regiments-commandant.
Verder zijn aan het rapport een twaalftal bijlagen toegevoegd.
(N. Rott. C., Mail-Editie van 20 Junij.
792