Openbare behandeling nan Aid, IX
(Oorlog) Dan de uoorgesielde be
groeiing Door 1920. Uitreksel uit
de handelingen Dan den Volksraad,
Vervolg).
De heer Cramer: Mijnheer de VoorzitterBij de behandeling
van het militievoorstel, hoop ik nader en uitvoeriger uiteen te
zetten, waarom ik mijn stem niet kan geven aan de militaire
begrootingen.
Omdat ik bij die gelegenheid daarop uitvoerig zal terug komen
en met het oog op den korten tijd, waarover ik kan beschikken, zal
ik thans slechts met een enkel woord mijn stem tegen deze militaire
begrooting motiveeren.
In tegenstelling met mijn geacht medelid, den heer Pabst, beschik ik
over een voldoend optimisme om vertrouwen te hebben in den vol
kerenbond, waarvan de grondslagen dezer dagen gelegd zijn te Parijs.
Wel moet ik toegeven, dat ik meer vertrouwen heb in de grond
slagen, zooals die te Bern en te Amsterdam op de internationale
socialistische conferenties zijn gelegd, maar toch is m.i. de volke
renbond thans in het eerste stadium van ontwikkeling getreden en
heb ik voorts voldoende vertrouwen in de volkeren, dat zij zich
verzetten zullen tegen eiken wereldoorlog en front zullen maken
tegen een slachting, waarvan wij getuigen zijn geweest gedurende
de laatste jaren.
Deze meening wordt min of meer gedeeld door de legercommissie,
welke in Holland bestaat.
Zooals de heeren weten, is bij Koninklijk besluit van 12 December
1910 een legercommissie in het leven geroepen.
Het verslag van die legercommissie vinden wij in de Locomotief
van 25 Juli 1ste blad en uit de Conclusie, waartoe die commissie
is gekomen, zal ik het één en ander aanhalen.
Ik lees hier o.a.
„Had ons land, op den voet als dit met België het geval is
geweest, in Augustus 1914 aan een overval blootgestaan, dan
zou de toestand van onze weerbaarheid, ondanks het vele, dat
daarin gewaardeerd kan worden en ondanks den opgewekten
geest van volk en leger, geen waarborgen tegen eene overwel
diging hebben kunnen geven.
De commissie vermeent, dat de vraag ernstig onder het oog
moet worden gezien, of het zich verschaffen van zoodanige
waarborgen binnen het bereik kajj liggen van een kleinen staat.
793