Een ander lezenswaardig artikel is een bijdrage van den beken
den Kapitein de Gelder over belooningen en onderscheidingen.
De verdienstelijke Schrijver, die in zijn vele, reeds verschenen pu
blicaties steeds menschenkennis vooropstelt, wijst op de behoefte, die
eigenlijk ieder onzer gevoelt om waardeering voor bewezen diensten
te ontvangen en hij geeft nu een overzicht van de belooningen en
onderscheidingen, welke groote veldheeren als zoodanig groote
menschenkenners als Frederik de Groote en Napoleon gewoon
waren toe te kennen, gevolgd door een overzicht van de bij ons
mogelijke onderscheidingen. Hij veroordeelt de hedendaagsche zucht
tot nivelleeren, waardoor de „beruchte jaeobsladder der staats
ambtenaren met „rechtspositie" ontstaat;" het zal den Lezer wel
niet zijn ontgaan, dat het zeer ten schade van onze weermacht
ook in de militaire wereld gedurende den loop der jaren won
derwel is gelukt het bedoelde stelsel meer en meer ingang te doen
vinden, met het logisch gevolg, dat ook het militaire beroepsper-
soneel kalmpjes (en tevreden?) in de file gaat medewandelen."
Eerste Luitenant Wilson behandelt de organisatie van den Neder-
- landschen verlichtingsdienst.
De heer Kraft, Eerste-Luitenant-Adjudant bij het Korps Tor-
pedisten, maakt eenige opmerkingen over de afdeeling vaarwezen
van de depotafdeeling van den motordienst en het korps torpedisten
naar aanleiding van een bijdrage van den Kapitein ten Broecke
Hoekstra over dit onderwerp in de Maart-aflevering.
Ten slotte het politiek maandoverzicht en boekaankondiging
Artilleristisch Tijdschrift, No. 6, Juli 1919.
Kapitein J, J. van Santen bespreekt het belang van de oefeningen
uit de z g, stukrijderschool voor de bewegingsvrijheid der veldartil
lerie. Hij wijst erop, dat het onderwijs in de stukrijderschool ge
durende de mobilisatiejaren veelal zonder deskundige leiding gegeven
werd, dat het vaak geheel ontbreken van oefeningsterreinen het
onderwijs bemoeilijkte en de proef op de som ontbrak, omdat in
de laatste jaren, vooral nadat het ration fourage verminderd werd,
aan de Nederlandsche veldbatterijen weinig eischen werden gesteld.
Schr. komt er tegen op, dat de stukrijderschool uitsluitend langs
den weg onderwezen zou kunnen worden, een meening, welke on
der invloed van de hiervoren genoemde omstandigheden bij velen
ontstaan is.
Eerste-Luitenant Wijn bespreekt het maskeeren van batterijen in
polderterrein tegen waarneming uit de lucht. Hij beveelt hiertoe
aan de stukken te dekken door horizontale schermen of gordijnen
van licht materiaal en te zorgen, dat het aantal dekkingen minstens
vijf- a zesmaal zoo groot is als het aantal te maskeeren vuurmon
den en voertuigen.
Luitenant-Kolonel P. C. Bomert vervolgt zijn studie over het
beschieten van vliegtuigen door artillerie.
Kapitein Portheine besluit zijn bijdrage over mijnwerpers. Van
belang voor ons is o.adat men in Nederland tijdens den oorlog
aanvankelijk den mortier van 10 cM. en den Coehoornmortier tot
822