Openbare behandeling nan Hid, IX
(Oorlog) Dan de Doorgestelde be
groeiing üoor 1920, Uitreksel uit
de Bandelingen uan den Uolksraad.
(Slot.)
fluondDergadering.
De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en
Hoofd van het Departement van Oorlog: Mijnheer de Voorzitter!
Aangezien achteraf is' gebleken, dat het oorspronkelijk ontvangen,
nog niet in uiteindelijken vorm vastgesteld afdeelingsverslag niet
alle gestelde vragen bevatte en enkele daarin onduidelijk waren
opgenomen, heb ik mij voorgesteld de behandeling daarvan te doen
voorafgaan aan de beantwoording van de bij de mondelinge beraad
slagingen het woord gevoerd hebbende sprekers.
Omtrent de gestelde vraag, of in November 1916 in Ambarawa
een muiterij heeft plaats gehad onder het Europeesche deel der
mindere militairen, welke bedwongen zou zijn geworden door
Ambonneezen, kan geenerlei inlichting worden verstrekt Noch bij
het Departement van Oorlog, noch ter plaatse, noch bij den af
getreden afdeelings-commandant, wien ter zake inlichtingen zijn
verzocht, is omtrent een dergelijke gebeurtenis, hetzij op het aange
geven dan wel op een ander tijdstip, of in een ander garnizoen
van Midden-Java ook maar het geringste bekend. Bovendien waren
in November 1916 de Europeesche militairen van het te Ambarawa
gelegerd bataljon reeds door niet-Europeanen vervangen.
Wellicht doelt men op vechtpartijen, welke daar en in enkele
andere garnizoenen wel eens tusschen Ambonneezen en In'anders
zijn voorgekomen, meestal als gevolg van toevallig ontstane veeten,
doch deze vechtpartijen hebben nimmer het karakter van muiterij
aangenomen en zijn immer met de ten dienste staande middelen
door de militaire gezaghebbenden bedwongen kunnen worden.
Het beginsel „betaling naar bekwaamheid" is, naar vernomen
werd, door de bezoldigingscommissie in haie voorstellen in toepas
sing gebracht. Verwacht wordt echter, dat de onbeperkte toepassing
van dat beginsel, dus zonder dat de noodige aandacht wordt ge
schonken aan de wet van vraag en aanbod en aan deuiteenlooperde
behoeften van de verschillende groepen, welke te zamen het leger
vormen, eenerzijds tot groote geldverspilling, anderzijds tot onbillijk
heden zal leiden
Dat de godsdienst door de militairen beleden voor zoover bekend
nimmer reden tot bevoorrechting is geweest, werd in de Memorie
van Antwoord reeds afdoende aangetoond.
863
I. M. T. 54 1919.