vivres in de goedang gekocht worden, maar zijn onvoldoende, wanneer door het uitblijven der vivres de soldaat genoodzaakt is zijn toevlucht te nemen tot de kedeh. Om een voorbeeld te noemen petroleum wordt in vierkante potten verkocht inhoudende 1.5 Liter. Een dergelijke hoeveelheid kost in de goedang f 0.25, terwijl men op de passer f 1.25 moet betalen. Zoo is het met alle artikelen. De vivres voor de detachementen Trangon en Pendeng worden betrokken uit de goedang te BI. Kedjeren. De opvoer geschiedt door Gajoeërs, die als koelieloon f 2.50 per vracht ontvangen. Voordat de weg Koeta Tjané BI. Kedjeren in gebruik genomen werd voor de transporten, ontving Trangon zijn vivres van Blang Pidië gelegen aan de westkust ten noorden van Tapa Toean. BI. Pidië ligt op een afstand van zes dagmarschen verwijderd van Trangon. Voor dit detachement op zichzelf was de vroegere opvoer goed- kooper, wat te begrijpen is. De koelies kregen voor twaalf dagen loon uitbetaald, zocdat de opvoer per K. G. op f 0.45 kwam. Ver gelijkt men dit bedrag met het tegenwoordige, n. 1. f 0.53 per K. G, dan komt men tot de conclusie, dat men beter de transporten voor het detachement Trangon vanaf de westkust had kunnen verzenden. Hetzelfde geldt voor het detachement Pendeng, dat vroeger de vivres van Kaloeë ontving en waar voor de opvoer per K. G. f 0.40 werd gerekend, terwijl dit ook nu f 0 53 bedraagt. Evenwel voor het detachement is het goedkooper geworden en daar het gouvernement is uitgegaan van het standpunt dat het beter is de transportregeling in één hand te hebben en één post te beschouwen als het uitgangspunt van de opvoer, is Medan aangewezen als hoofdgoedang, terwijl Koeta Tjané als doorvoer- magazijn dienst doet, zoodat de verrekening van den opvoer niet te veel verdeeld is. De koelierekening wordt opgemaakt te Blang Kedjeren, zoodat noch de detachementen Trangon en Pendeng, noch het detachement te Koeta Tjané hier eenige bemoeienis mede hebben, terwijl het divisiebureau Koeta Tjané slechts verrekent den opvoer met grobakken van Medan naar Lawé Aoenan. Zooals uit het geschrevene moge blijken, kan een geregelde opvoer van vivres eerst dan verzekerd zijn, wanneer in de eerste plaats bekwaam personeel wordt aangesteld, speciaal belast met de ontvangst en verzending, terwijl verder de vervoermiddelen van dien aard moeten zijn, dat de opvoer vlug en geregeld kan geschieden, zoodat er steeds voldoende vivres in de verschillende goedangs aanwezig zijn en de detachementen voor mogelijk gebrek gespaard blijven. Blang Kedjeren, den Sen September 1919 F. F. Milius. Eerste Luitenant der Maréchaussée.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 490