Eenige onjuistheden uan het Doorloo=j pige schietDoor5chrift uoor de infanierie. A. De opleiding en oejening van bokschutters. HfdstX.) Bij de in 212 genoemde oefeningen wordt de bepaling gemist, dat geschoten moet worden binnen een vierkant, waarvan het snijpunt der diagonalen samenvalt met het volgens 211 bepaalde middelste trefpunt Van deze bepaling zouden echter de oefeningen op 200 M. uitgezonderd moeten worden, aangezien zelfs de beste bokschutter een, meestal constante, uchtfout heeft, welke op den genoemden afstand een vrij aanzienlijke afwijking van de ligging van het gemiddeld trefpunt geeft, terwijl toch aan de spreidingsei- schen wordt voldaan. Beter zou echter zijn, de beide laatste oefeningen geheel te laten vervallen, aangezien ze van zeer twijfelachtig nut ziln. Wil men ze handhaven, dan behoort minstens 1 oefening op 100 M te worden ingelascht. Uit 202 volgt, dat de man slechts op één wapen, hetzij geweer, hetzij karabijn, wordt opgeleid. De mutatie-Stamboek luidt volgens 118 echter Bokschutter, zonder vermelding van wapen De practijk leert, dat een bokschutter-geweer als regel niet voldoet aan de eischen, voor de karabijn gesteld, daar het schieten met dat wapen veel moeilij ker is. Bokschutters behooren dus op beide wapens te worden opgeleid, of wel de mutatie-Stamboek, moet vervolledigd worden. B. Het inschieten en het onderzoek naar de trej kans der geweren en karabijnen. (Hfdst. XI). Geen rekening is gehouden met de stijging van het gemiddeld trefpunt naarmate het later wordt. Onder normale omstandigheden bedraagt deze stijging voor het geweer van 6.30 tot 7.30 a 8 v.m. 3 cM Afhankelijk van de belichting kan dit verschil echter aanmer kelijk grooter wordenzoo werd door mij met de karabijn na uur een stijging van 8 cM geconstateerd. De officier met het inschieten belast moet met het bepalen van de korrelwijziging hiermede dus wel degelijk rekening houden. 1023

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 491