Hoewel die overplaatsingen tot de strikt noodzakelijke worden beperkt, brengt het dienstbelang mede, dat dit nadeel den officieren in hoogere mate wordt opgelegd, dan het geval is met de meeste burgerlijke landsdienaren. Ook al worden de aan overplaatsingen verbonden onkosten in ruimer mate vergoed dan vroeger, veroorzaken zij niettemin een niet onaanzienlijk geldelijk nadeel, dat vermoedelijk wel grooter is dan de meeste van de hierboven bedoelde voordeelen. Om veroudering van het officierskorps en de daaraan verbonden ernstige nadeelen te ontgaan, is voorts noodzakelijk, dat officieren, die in het leger geen bevordering meer kunnen maken, gedwongen worden om ook al zijn zij voor den rang, dien zij bekleeden, volkomen geschikt het leger te verlaten op een tijdstip, waarop de zorgen voor opvoeding van hunne kinderen nog ten volle drukken. Naar aanleiding van de vraag, op welken leeftijd de officieren, afkomstig van de K. M. A. en die van den H. C. den officiersrang bereiken, wordt medegedeeld, dat eene statistiek over de aanstel lingen tot officier in de jaren 1908 tot en met 1917 heeft aangetoond, dat zij, die afkomstig zijn van de K. M. A., den officiersrang ge- middelt bereiken op een leeftijd van 22 jaar en 1 maand en die van den H. C. op een leeftijd van 24 jaar en 1 maand. Beide groepen tezamen genomen is de gemiddelde leeftijd, waarop de betrokken tot officier worden aangesteld, 22 jaar en 9 maanden. De Regeering kan niet instemmen met het standpunt van een lid, dat beweerde, dat het officierskorps boven andere betrekkingen zekere ideëele of maatschappelijke voordeelen zou genieten, welke tot op zekere hoogte de karige bezoldiging zouden goedmaken. De meening van enkele leden, dat de eindbezoldiging van een kapitein van 900.'s maands meestal zou worden genoten door voor majoor ongeschikt geachte kapiteins, is onjuist. Een kapitein, die ongeschikt wordt geacht voor den majoorsrang en aanspraak op pensioen kan doen gelden, wordt genoodzaakt het leger te verlaten uiterlijk op het tijdstip, waarop hij in bevordering zou worden voorbijgegaan. Het maximum-traktement van den kapitein zal dan ook als regel alleen worden bereikt door voor den majoorsrang geschikte kapi teins, die als gevolg van een tragen bevorderingsgang den hoofd officiersrang nog niet hebben bereikt. In dit verband zij opgemerkt, dat de nog in dienst zijn de Infanterieofficieren, die in 1896 tot 2en luitenant zijn aangesteld, op 2 na eerst in 1919 tot majoor zijn bevorderd en dat de nog tot het leger behoorende in 1897 aangestelde Infanterie-officieren thans nog slechts voor de helft den majoorsrang hebben bereikt. Bij de Militaire Administratie is de jongste majoor, die in 1918 tot dien rang is bevorderd, sedert 1895 officier. Inderdaad zijn als gevolg van de hoogst onvoldoende aanvulling gedurende de oorlogsjaren eenige der onlangs uitgezonden 2e luitenants kort na aankomst in Indië tot lsten luitenant bevorderd. Deze voor de betrokkenen buitengewoon gunstige toestand heeft behalve bij de Genie vroeger nimmer bestaan: de bevordering 92

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 100