Als gevolg van een en ander was voor de onderluitenants eene
belangrijke positieverbetering noodzakelijk; de militaire bezoldigings
commissie heeft daarbij terecht gebroken met het tot nu toe ge
huldigd beginsel van gelijkstelling in traktement met 2e luitenants.
Wanneer de verhouding, welke bij het wapen der Infanterie in 1896
bestond tusschen de inkomsten van onderluitenants en adjudanten
onderofficier zou worden hersteld, dan zou het eindtraktement der
eerstgenoemden nog hooger moeten zijn dan thans is voorgesteld.
Tegen het opnemen van onderluitenants in het officierkorps be
staat bezwaar zij komen daarvoor in verband met hunne theoreti
sche vakkennis en behoudens enkele uitzonderingen ook in ver
band met hunne algemeene ontwikkeling niet in aanmerking. De
meening, dat zij dezelfde diensten verrichten als de 2e luitenants,
is niet geheel juist, hetgeen natuurlijk niet insluit, dat hunne diensten
niet zouden worden gewaardeerd.
Het verdient geen aanbeveling om de periodieke verhoogingen
van de onderluitenantstraktementen te berekenen naar hun dienst
tijd als onderofficier.
De diensttijd, waarna de onderluitenantsrang kan worden bereikt,
loopt nl. bij de verschillende wapens en diensten zeer veel uiteen
en kan ook op verschillende tijdstippen bij hetzelfde wapen of
dienstvak ongelijk zijn.
Het wordt daarom billijk geacht om aan den onderluitenant, die
als gevolg van een tragen bevorderingsgang dien rang na een groot
aantal dienstjaren als onderofficier bereikt, een hooger traktement
toe te kennen dan aan hem, die reeds na het minimum aantal ver-
eischte jaren dienst als onderofficier tot onderluitenant wordt aan
gesteld. Wanneer de periodieke verhoogingen werden berekend naar
den diensttijd als onderluitenant, zou bovendien de aanvangsbezol-
diging hooger moeten zijn dan de eindbezoldiging als adiudant-on-
derofficier. Voor hen, die vlug dien rang bereiken, zou dat trakte
ment te hoog zijn, zij zouden vrij spoedig het eindtraktement bereiken
en daarop jaren blijven staan.
Dat ongehuwde sergeant majoors meer contanten in handen krijgen
dan gehuwden, is een gevolg van de omstandigheid, dat eerst-
bedoelden minder geriefelijk zijn gehuisvest, doch daarvoor ook
aan eene lagere korting zijn onderworpen dan de gehuwden, die
in gehuwdenwoningen gehuisvest zijn.
Een overeenkomstige toestand bestaat ook bij het Nederlandsche
leger.
De militaire topografen gaan bij de voorgestelde regeling in in
komsten vooruit. Het eindtraktement van de burger-topografen is
gelijk aan dat, vastgesteld bij de sedert tot stand gekomen regeling,
met de kosten waarvan bij de begrooting voor 1919 rekening werd
gehouden. Het aanvangstraktement en de periodieke verhoogingen
zijn echter eenigszins anders.
Mocht het in een bepaald geval voorkomen, dat een militair- of
burger-topograaf bij invoering van de voorgestelde regeling minder
inkomsten zou genieten dan volgens de bestaande regeling, dan
zal ook op hem de hiervoren bij militaire apothekersadsistenten ter
sprake gebrachte overgangsbepaling worden toegepast.
97