De reeds bij den aanvang van den oorlog gebezigde pantserauto's
waren als regel alleen met mitrailleurs bewapende personenauto's.
Dit was dus geen motor artillerie. Eerst het antivliegtuiggeschut, met
kalibers van 6 tot 7,5 cM. uitgerust, en daarna de tanks, nadat hun
bewapening van mitrailleurs tot 3,7 en 6 cM. kanonnen was gegroeid,
mocht op dezen naam aanspraak maken.
De ontwikkeling van de tanks opende nieuwe vooruitzichten voor
den aanval (1). Want hoewel het beginsel gehandhaafd werd, dat
de veldartillerie niet mocht schromen vooruit te snellen op het
gevechtsveld om de infanterie bij het voorwaarts gaan te' steunen
en haar bij het bezetten van de veroverde stelling een ruggesteun
te geven, in de practijk bleek deze methode ontzettende verliezen
te berokkenen aan die artillerie, die zich in een alles vernietigend
vuur met paarden bespannen in het open veld moest vertoonen,
terwijl het terrein ais regel zoodanig omwoeld was, dat zij de infanterie
dientengevolge èn ten gevolge van de verzwakking der trekkracht
op den duur toch niet kon volgen.
De tanks daarentegen hebben niet diezelfde mate van overgroote
kwetsbaarheid, terwijl de motorkracht niet aan uitputting onderhevig
is zooals de kracht van mensch en dier.
Begeleid door veldartillerie zal de voorwaartsche beweging der
infanterie veel spoediger uigeput zijn dan begeleid door gepantserde
motorartillerie, die zoodanig is geconstrueerd, dat zij zich zij het
ook met geringe snelheid (om de gedachte bepalen 3 a 5 KM. per
uurj— door zwaar omwoeld terrein kan voortbewegen.
Langs de begane wegen moet de motorartillerie zich echter met
grootere snelheid kunnen bewegen zonder die wegen te vernielen
of sterk te beschadigen (tot maximum 20 KM/u).
De artillerie kan voor haar nieuwe beweegkracht een keuze doen
uit de motorconstructies, welke in de practijk haar bruikbaarheid
hebben bewezen en kan die constructies in de toekomst in de door
haar gewenschte richting doen vervolmaken.
Deze constructies zijn:
1. De motorwagen met drijfkracht op de achterwielen (achterwiel-
dr ij ving).
Deze kent men als de vrachtauto en de personenauto, welke
beide alleen op voldoende harde en droge wegen bruikbaar
zijn.
(1) Zie: „les étapes d'une victorie" in de „Revue des deux mondes" van
15 Sept '18.
32