7°
door de Regeering voorgestelde en in de afdeelingen van den Volks
raad reeds behandelde beginselen van algemeen Indisch bezoldigings
stelsel (zie Afdelingsverslag B I, No. 3 blz. 5 e v.)
Wat betreft de rangen beneden dien van sergeant 1ste klasse,
werd het volgende opgemerkt.
Zoowel voor aanvullings- als voor inheemsche troepen bestaat de
rang van sergeant 1 e klasse, terwijl daarentegen de rang van korporaal
bij de inheemsche troepen bestaat. In plaats van dezen rang wordt
voor de aanvullingstroepen de rang van brigadier voorgesteld. Het
was niet duidelijk, waarom nu bij de aanvullingstroepen geen
korporaal 1ste klasse bestaat. Hetgeen bij sergeants mogelijk is,
is toch cok in den korporaalsrang mogelijk en men zag niet in,
waarom in den korporaalsrang nu drie klassen, nl. brigadier, korpo
raal 1ste en 2de klasse, waarvan eerstgenoemde a 11 e e n bereikbaar
voor aanvullingsmilitairen, noodig zouden zijn. Men had niets tegen
drie klassen in een rang, indien zulks noodig geacht wordt, maar
men keurde af, dat een dezer klassen onbereikbaar zou zijn voor
inheemsche militairen. Hetzelfde geldt voor den soldatenrang.
Een lid wenschte eenigszins uitvoeriger, dan door het verslag der
M. tl. C geschied is, te worden ingelicht omtrent de eischen, die
voor de verschillende rangen en klassen beneden den officiersrang
zullen worden gesteld.
4. Grondslagen der bezoldiging..
A. Officieren.
Juist werd het beginsel geacht, uitgesproken in het voorlaatste
lid van blz. 2 van het verslag der M. B. C., nl. dat alle landsdie
naren, onverschillig tot welken tak van dienst zij behooren, onder
naar verhouding even gunstige omstandigheden behooren te ver»
keeren en dat derhalve de dienstvoorwaarden in het leger niet
mogen onderdoen voor die, welke bij gelijke kennis en ontwikkeling
in den burgerlijken staatsdienst bestaan. Eén lid wenschte bij het
bepalen van de bezoldiging rekening te houden met de bijzondere
behoeften van gehuwden en huisvaders. Hiertegen werd opgemerkt,
dat zulks nog nagenoeg nergens gebeurt, en dat het beter was eerst
een algemeen geldende regeling daaromtrent te treffen Enkele leden
waren van oordeel, de gratificatiën bedoeld in bijlage 2 sub B van
het verslag M. B C., niet te beperken tot twee wettige of gewettigde
kinderen, doch ze uit te strekken over het verder aantal kinderen.
Hetzelfde werd opgemerkt t.a z. van de verstrekkingen van rijst
en zout bedoeld op blz. 27 van meer genoemd verslag. Daartegen
werd opgemerkt, dat op die wijze de verantwoordelijkheid van een
groot gezin zou worden afgewenteld op de schatkist.
Eenige leden vernamen gaarne, wat verstaan moet worden onder
de „persoonlijke vrijheid", welke, volgens het verslag der M. B. C.
blz. 3. 1ste lid, in het leger in menig opzicht in sterker mate
beperkt wordt dan in andere deelen der samenleving noodig zou
zijn. Moet hieronder verstaan worden, dat een militair ten allen
tijde moet klaar staan om dienst te verrichten, dan wenschte men
er op te wijzen, dat zulk een gebondenheid ook en wellicht in
sterker mate bij sommige takken van den burgerlijken dienst o.a.