de aanvangswedde van een assistent-resident. Dat deze wedde eerst
na 21 jaren dienst als officier wordt bereikt, en derhalve meertijds
genoten zal worden door voor majoor ongeschikt geachte kapiteins
(de majoorsrang wordt na 20 jaren bereikt» bracht geen verandering
in de zienswijze van leden, die van oordeel waren, dat met een
eindbezoldiging van ƒ800 's maands de arbeid van deze kapiteins
voldoende gehonoreerd is.
Men vroeg voorts, of het juist is, dat de onlangs uit Nederland
herwaarts gezonden 2de luitenants onmiddellijk na hun aankomst,
dus, feitelijk vóór zij zelfs maar een dag bij het Indische leger hadden
dienst gedaan, tot lsten luitenant werden benoemd Indien dit zoo-
is, ev. meer zal voorkomen, verschijnt de aanvangswedde der officieren
wel in een geheel ander licht.
Een lid vond den vooruitgang in de officiers^ en onderofficiers
traktementen te groot, dien in de bezoldigingen der manschappen
voldoende.
B. O n d e r o f f i c i e r e n en manschappen.
Een lid meende, dat de voorgestelde bezoldigingen voor de min
dere militairen onvoldoende zijn. Hij wees op de stijging van den
loonstandaard zoowel h. 1.1. als in Nederland, zoodat op sommige
plaatsen in Indië het koelieloon tot f 1 daags gestegen is. Door
velen, aldus deelde dit lid mede, wordt een wettelijk minimum
loon voor den koelie op Java van f 0 60 daags op het platte land
en f 1 op de groote plaatsen noodig geacht. De bezoldiging, die in
Nederland door de onderofficieren geëischt wordt, aldus deelde dit
lid mede, is ook zeer aanzienlijk.
Anderzijds werd er op gewezen, dat de soldij feitelijk te beschouwen
is, als zakgeld. In huisvesting, voeding, kleeding, enz. behoeft de
soldaat zelf niet te voorzien. Een vergelijking tusschen de soldij
van een soldaat 2de klasse en het loon van een koelie gaat daarom
niet op.
Dit lid wees er echter op, dat de soldatenbond zie de Solda
tenkrant van 31 October en l December jl. gelijkstelling van de
bezoldiging van den Europeeschen minderen militair met zijn rang-
genooten bij de zeemacht vraagt. Andere leden noemden dezen
eisch overdreven. De meening van de regeering terzake zou men
gaarne vernemen.
Over de grootte van het verschil in bezoldiging tusschen aan-
vullings- en inheemsche militairen werd nog het volgende opgemerkt.
Uit de ontwórpen bezoldigingsschalen blijkt, dat een inheemsch
soldaat 1ste klasse, behoorende tot de beste groep dus, minder
soldij zal ontvangen dan de Europeesche soldaten 2de klasse, de
minste groep der aanvullingsgroepen, f 0 50 tegen f 0.75 (verslag
der M. B. C. blz. 38 en 40). Een inheemsche korporaal 2de klasse
zal f 0.20 minder soldij ontvangen dan de lager in rang zijnde
Europeesche soldaat 1ste klasse (verslag der M. B. C. blz. 38 en 40).
Hiermede konden vele leden zich niet vereenigen. Als de mindere
meer bezoldiging geniet dan zijn meerdere in rang, kan, aldus
meenden zij, van een gevoel van ondergeschiktheid bij den eerste
moeilijk sprake zijn. Deze leden betuigden dan ook instemming
74