De vooruitgang in de wedden der onderluitenants wekte bi? eentge leden verbazing. Hun eindbezoldiging stijgt met meer dan ICO o/o. Anderzijds werd een eindsalaris van f 5 JO.— (te behalen na 18 jaren dienst als onderofficier) voor df ze militaire landsdienaren wer waarde voor den troep belangrijk werd genoemd, niet te hoo^ geacht Eemge leden vroegen, welke bezwaren zich er tegen verzetten om onderluitenants, zoodra zij een traktement hebben gelijk aan tweede luitenants, in het luitenantskorps op te nemen. Praktisch meenden deze leden, kan hier niet veel bezwaar tegen bestaan' De onderluitenants verrichten dezelfde diensten als.de luitenants bevraagd werd, of het niet meer aanbeveling zou verdienen om de periodieke verhoogingen van de onderluitenantstraktementen te berekenen naar hun diensttijd als onderluitenant, in plaats van naar hun diensttijd als onderofficier. Eenige leden achtten het onjuist, dat ongehuwde sergeant-majoors meer contanten in handen kregen dan gehuwden. Nog werd gevraagd, of het juist is, dat de burgerlijke, zoowel als de militaire topografen bij verwezenlijking der onderwerpelijke voorstellen in wedde achteruit zullen gaan. ^5vraa8^ werd, waarom de pyrotechnisten niet opgenomen zijn in dezelfde bezoldigingschaal als de artillerie-werklieden, terwijl toch aan het beroep van pyrotechnist eenig gevaar verbonden is. bevraagd werd, of van de voor de stafmuzikanten voorgestelde traktementen verwacht kan worden, dat het verloop tot staan wordt gebracht en de toeloop vermeerdert. De aandacht werd gevestigd op een artikel in de Java Bode van 28 October jl. „De stafmuziek". Het incompleet zou op het oogenblik zoo groot zijn, dat de z g proefgangers als volwaardig muzikant moeten invallen. -p- X.0?rs^e''en behandeld in de Memorie van toelichting op de 1ste nota van wijzigingen af deel n g IX. 'j Ten aanzien van de door de Regeering gemaakte wijzigingen op de voorstellen der M.B C. vermeld in de Memorie van Toelichting op de 1ste nota van wijzigingen (bl. 21-24), werd het volgende opgemerkt. i. V?-e" stemde in met het voorstel van de M. B. C., om alle officieren bij gelijken rang en diensttijd, onverschilig tot welk wapen or dientvak zij behooren, dézelfde wedde toe te kennen. Vele leden konden daarom zich niet vereenigen met het voorstellen van hooger tractement voor de officieren van den generalen staf en van de intendance. Dat officieren, die de lessen der hoogere rijgsschool met goeden uitslag aevolgd hebben, daarvoor geldelijk beloond worden, achtten zij billijk, maar dan moet dit niet geschieden door hooger tractement, omdat de eene dikwijls veel langer bij den generalen staf, c.q. intendance, werkt dan een ander, en dus het voorrecht van hooger tractement zeer ongelijk, dus onbillijk erdeeld wordt. Daarom gaven deze leden de voorkeur aan het voorstel der M, B. C om bij het verlaten der hoogere krijgsschool een gratificatie toe te kennen aan hen die voldaan hebben. In elk geval wenschte men voor de officieren tijdens hun verblijf aan de hoogere krijgsschool een ruime toelage, opdat zij in Holland behoor- 76

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 84