lijk kunnen rondkomenmen hoopte, dat de op blz. 37 van het verslag der MBC. voorgestelde bezoldigingsschaal daartoe voldoende is Enkele leden waren er tegen hen geldelijk te bevoordeelen boven hun collega's, die de hoogere krijgsschool niet hebben be zocht, omdat het met goed gevolg doorloopen van de hoogere krijgsschool het voor de betrokkenen gemakkelijker maakt te voldoen aan de eischen gesteld voor den hoogeren rang. Hiertegen werd aangevoerd, dat dit voordeel zich lang niet altijd en dan nog alleen in de hoogere rangen (kolonel en generaal-majoor) doet gevoelen, üok werd er op gewezen, dat de ondervinding de nood zakelijkheid had aangetoond om de afkomelingen der hoogere krijgsschool zekere geldelijke voordeelen te verschaffen, hetgeen ook een rechtmatige belooning van den zwaren studietijd geacht werd. Ad 2. Men vroeg, of de hierbedoelde toelagen receptiegeiden zijn, en of er zekerheid bestaat, dat deze gelden voor dat doel gebezigd zullen worden. Ad. 3. Geen bezwaren. Ad 4 Geen bezwaren. Aangedrongen werd op eenvormige rege ling van de huishuur van alle landsdienaren. De bestaande regelingen loopen thans nog zeer veel uiteen: in sommige takken van landsdienst wordt 15 en in andere lC0/o voor het bewonen van een gouvernements-huis gekort. Ad. 5. De redactie dezer paragraaf munt niet uit dcor duidelijk heid; klaarblijkelijk heeft men het oog gehad op militairen, die na hun pensionneering weder in militairen dienst genomen zijn en volgens de bestaande bepalingen het hun toegekende pensioen boven hun activiteitsinkomsten genieten. Overigens werden geen opmerkingen gemaakt. Evenmin geven de paragrafen 6 t/m 9 aanleiding tot bijzondere opmerkingen. Men drong alleen aan op spoed bij de vaststelling van een nieuw burgerlijk reisreglement en bij het samenstellen van de onder 8 bedoeld commissie. Wat betreft de mededeeling (blz. 24 van de Memorie van Toelichting), da de Regeering aan de voorstellen niet verdere terugwerkende kracht wil verleenen dan tot 1 Januari 1920, merkte men op, dat de administratieve regelingen om de voorgestelde positieverbetering op dat tijdstip te doen ingaan, gereed moeten zijn, als de wetgevende macht haar goedkeuring aan de voorstellen hecht Het mag niet voorkomen, dat betrokkenen zooals bij andere positieverbeteringen herhaaldelijk het geval geweest is na de vaststelling der in Nederland nog langen tijd moeten wachten, vóór zij hun verhoogde wedde in handen kiijgen. Voorts werd nog op het volgenae de aandacht gevestigd: De M. B C. ving haar werk aan in het najaar van 1918indien zij zich alleen bezig te houden had met de officierstraktementen, dan had zij de desbetreffende voorstellen nog in de aanvulling-begrooting voor 1919 kunnen doen opnemen, zoodat de nieuwe bezoldigingen alsdan 1 Januari 1919 hadden kunnen ingaan. Doordat de M. B. C. ook de bezoldigirgen der militairen beneden den officiersrang had te behandelen, hetgeen langdurige studie eischte, konden hare voor stellen eerst op de aanvullingsbegrooting voor 19.0 verschijnen. 77

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 85