dat de betrokken militair niet geheel mag worden ontheven van de
verantwoordelijkheid voor het vormen van een gezien en wil zij
daarom die gratificatiën of tegemoetkomingen voor ten hoogste
2 kinderen toekennen. Hiermede wordt door de Regeering
ingestemd
Naar aanleiding van de door eenige leden gestelde vraag, wat
moet worden verstaan onder „persoonlijke vrijheid", welke volgens
het verslag der militaire bezoldigingscommissie, bladzijde 3, eerste
lid, in het leger in sterker mate moet worden beperkt dan in de
andere deelen der samenleving noodig is, zij opgemerkt, dat die be
perking o.a. moet worden opgevat in dien zin, dat het wezen van
eene krijgsmacht medebrengt, dat aan hare leden niet die mate van
bewegingsvrijheid kan worden verleend, welke niet-militairen bezit
ten. In de eerste plaats is hier gedacht aan den eisch, dat de
militair, in veel hooger mate dan voor andere landsdienaren geldt, te
allen tijde geroepen moet kunnen worden om zijn plicht te vervul
len, zoo noodig ook in afgelegen streken en onder zeer moeilijke
verplegingstoestanden, waarbij langdurige scheiding van het gezin
geenszins uitgesloten is.
Verder sluit de beperking van de persoonlijke vrijheid o.a. in zich,
dat in bijzondere omstandigheden aan militairen ontslag kan worden
geweigerd en dat zij, hunne betrekking eigenmachtig neerleggende,
ongeacht de tegen hen te nemen administratieve maatregelen, we
gens dienstweigering of desertie strafrechtelijk worden vervolgd.
Voorts, dat een gepensionneerd officier, ongeacht den door hem
bereikten leeftijd, onder bijzondere omstandigheden kan worden
opgeroepen om den werkelijken dienst te hervatten, terwijl, wan
neer aan dien oproep geen gevolg woidt gegeven, het pensioen over
den tijd, dien hij in werkelijken dienst zou hebben moeten door
brengen, wordt ingehouden
Ten slotte eischt de instandhouding van de weermacht, dat aan
de leden daarvan eveneens vrijheidsbeperking in politieken zin wordt
opgelegd, in zoover deze noodzakelijk is om het leger geschikt te
doen blijven voor de taak, welke in de staatsgemeenschap op dit
orgaan rust.
Aangezien de bezoldigingen van verschillende categoriën van
burgerlijke landsdienaren mede afhankelijk zijn van den duur van hun
ne opleiding, zijn de door de militaire bezoldigingscommissie ont
worpen officierstraktementen ten rechte door haar getoetst aan die
van de ambtenaren van het Binnenlandsch Bestuur, wier opleidings-
tijd ongeveer gelijk is aan dien van officieren.
Individueele opvattingen omtrent de waarde van het beroep kunnen
buiten beschouwing blijven; slechts zij opgemerkt, dat wanneer
men de stelling van den officier in beschouwing wenscht te nemen
rekening zal moeten worden gehouden met de gewichtige diensten,
welke in oorlogstijd van hem zullen worden gevorderd en waarop'
hij zich in vredestijd moet voorbereiden.
Of de voorgestelde herziening er al dan niet toe zal leiden, dat
de loop tot het B. B. korps ten bate van het officierskorps zal ver-
minderen, valt uiteraard thans niet te zeggen, doch wanneer, zooals
thans wordt voorgesteld, de officierstraktementen die van de B. B.
88