een onderzoek is ingesteld, kan men alleen datgene wat men zelf
gezien of gedaan heeft, met zekerheid vermelden. Als men afgaat
op eenzijdige getuigenissen, dan mag men de mogelijkheid van
misverstand niet uitsluiten.
De heer Teeuwen: Maar ik heb die zekerheid.
De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en
Hoofd van het Departement van Oorlog: Die kunt U niet hebben,
zoolang van mijne zijde geen onderzoek kan ingesteld worden naar
de juistheid of de echtheid van de gegevens, waarover U zegt te
beschikken, en voordat dat onderzoek de rechtmatigheid van Uwe
opvatting heeft aangetoond.
Verder heeft de heer Teeuwen een vergelijking gemaakt tusschen
het leger van 50 jaren geleden en de vak vereenigingen en mij kort
zichtigheid verweten Elke vergelijking gaat mank, maar, het zal
misschien den heer Teeuwen een beetje koud op het dak vallen,
dat de algemeene beginselen betreffende de krijgskunde o.m die
voor het aanvoeren en het gebruik van het leger, waarmee vanzelf
verband houdt opleiding, opvoeding enz. van de weermacht eeuwen
door in hoofdzaak alleen die veranderingen hebben ondergaan, wel
ke een noodwendig gevolg waren van de wijzigingen, welke de
hulpmiddelen voor de krijgvoering ondergingen.
De heer Teeuwen: Van vakvereenigingen ook.
De heer Van Rietschoten. Commandant van het Leger en Hoofd
van het Departement van Oorlog: Waarom verwijt U mij dan,dat
ik 50 jaar ten achter ben?
Terecht heeft deze geachte spreker opgemerkt, dat de klerk bij
het depariement van oorlog is ontslagen omdat hij lid was van de
afdeeling B der S. I. Nu kan hij dit van zijn standpunt verkeerd
vinden, maar ik van mijn standpunt meen de vrijheid te hebben
een dergelijke betrekking te vergeven naar mijn inzichten. De func
tie is geen gouvernementeele en evenzeer als de man vrij blijft om
haar op te zeggen of neer te leggen, wanneer het hem goeddunkt,
moet mij de vrijheid worden toegekend de betrekking te ontnemen;
dit laatste natuurlijk niet zonder deugdelijke reden. Nuachtik.dat
die deugdelijke reden voor het ontslag bestond de man is niet
door mij persoonlijk ontslagen, maar ik heb daaraan mijn goedge-
keuring gehecht.
De heer Teeuwen: Maar waar blijft dan het recht van veree-
niging en vergadering, dat is gewaarborgd bij artikel 111 van het
Regeeringsreglement.
De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en
Hoofd van het Departement van Oorlog: Die man mag vergaderen,
zooveel hij wil; maar hij heeft niet eens met mij willen vergaderen,
althans hij is niet bij mij geweest.
198