Volgens ingekomen berichten werd Teungkoe di Kroeëng van
gampong Melajoe (Ilot) zwaar gewond.
De buit bestond uit 2 lilla's, 2 Beaumont- en 42 voorlaadgewe-
ren, bovendien 20 donderbussen en vele blanke wapenen.
Behalve een voorraad padi en andere levensmiddellen kon een
slachtos als trophee en toevallige bate voor de menage worden
medegevoerd.
Bij het onderzoek van de versterkingen bleek, dat de vijand zich
overal flink ingegraven had.
De noordwestelijke benteng, die tegenover de brug dus, was
vierhoekig met 15 M. zijde. De loopgraven waren 1.5M. diepen
voor hindernissen was gezorgd. De overige versterkigen waren iets
kleiner, maar gelijk gevormd. Onderling waren ze verbonden door
smalle voetpaden, uitgekapt in het dichte struikgewas, dat het
geheele eiland bedekte.
De oevers liepen vrij glooiend naar de paja af; door het moeras
stroomde een klein riviertje, waarin de zeer ongelijkmatige en soms
vrij groote diepte der paja zijne verklaring vond.
Zoo goed en zoo kwaad als dat ging, werden de veldwerken
geslecht en de huisjés verbrand.
Door middel van een paar prauwtjes, die in kreken werden aan
getroffen, stak men de paja over en allen verzamelden zich bij de
compagnie De Voogt. Te 2.10 v. kon de terugmarsch worden
aangevangen en ruim (wee uur later was de colonne in Padang
Tidji terug.
De verliezen waren gering. Behalve de reeds genoemde Inland-
sche sergeant Koeslan, No. 41913, die zwaar gewond was door
een schot onder de linkerknie, waren een Europeesch en een In-
landsche fuselier licht gekwetst. Verschoten waren totaal 4785
patronen voor geweren M. '95.—
K.
108