Eene verhandeling over het Rindjanigebergte op Lombok, van de hand des heeren L. H. C Horsting, is o. a. versierd met een zeer fraaie, gekleurde, perspectiefteekening van dit bergcomplex. Dan vinden in deze rubriek nog een plaats „Een greep uit Cheribon's verleden" door J. M. van Gils, ook alweer met belangwekkende foto's en „De vogelnestklippen van Karangbolong" door A. F. Mönnich, welk laatste artikel een heel aardige legende bevat. Van geheel anderen aard, doch niet mede interssant, is „Fotogra fie ten dienste voor kaarteeringen" door den heer L. F. van Gent. Na een historische beschouwing, waarin de schrijver wijst op de in andere landen reeds verkregen resultaten, komt hij tot het besluit, dat voor regelmatig kaarteeringswerk in Indië de fotografie voor alsnog weinig belooft. Als reden werden opgegeven de zware be groeiing der geberten, de heiïgheid der lucht, de slechte zichtbaar heid der terreinvoor werpen, het ontbreken van de gelegenheid tot reparatie van de instrumenten en het gebrek aan personeel. De heer Ohlhardt beschrijft ten slotte de Stereo-autograaf, een instrument dienende om stereometrisch gefotografeerde terreinge deelten mechanisch in kaart te brengen. Met het oog op de in het vorig artikel uiteengezette bezwaren, welke aan het fotografisch op nemen in Indië zijn verbonden, zal dit vernuftige instrument hier voorloopig ook wel niet gebruikt kunnen worden. Het mag tot erkentelijkheid stemmen, dat de heeren van den Topographischen Dienst, bij hunne drukke werkzaamhen nog tijd en lust weten te vinden om het Jaarverslag met dergelijke aange naam geschreven wetenswaardigheden te verrijken. K. 214

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 116