Nu weten wij wel, dat de officier en de onderofficier menschen
zijn, waarop als regel te vertrouwen valt, en dat vooral een gewaar
deerd fourier zijn werkzaamheden met ijver uitvoert en de compagnies-
magazijnen beheert, als waren die zijn eigendom, maar het kan toch
niet worden goedgekeurd, dat de C. Ct. noodgedrongen zulk een
belangrijke zaak aan ondergeschikten moet overdragen bij gebrek aan
tijd; om goed te controleeren moet men zelf uitnemend op de hoogte
zijn; vooral is dit van gewicht, daar menig C.Ct. zucht onder onerva
ren, vaak onkundig personeel en hij den steun zijner officieren veel tijds
moet ontberen door de alles belemmerende afwezigheid door andere
dan compagniesdiensten. De compagniesmenage geniet dus niet de
verzorging, welke zij behoort te verkrijgen en wel, omdat de C.Ct.,
die zijn taak als zoodanig wel begrijpt, zijn geheele wezen en ont
zaggelijk veel tijd in beslag genomen ziet om de marsch- en gevechts
vaardigheid zijner compagnie op een hoog peil te brengen, c.q. te
handhaven.
Om aan dezen toestand een einde te maken moeten wij uitzien
naar eene' organisatie, welke de menageregelingen meer specialis
tisch verzorgt en dit kan worden bereikt door de menages bij één
korps te centraliseeren.
Zoolang de soldaat uit eigen zak bijdroeg in zijn voeding en hij
daardoor meer rechtstreeks geïnteresseerd was bij het financiëel
beheer der menages, lag het voor de hand, dat dat beheer werd gesteld
in handen van den onmiddellijken hierarchieken chef. Het werd
den soldaat n.l. gemakkelijk gemaakt om inlichtingen te vragen,
reclames voor te brengen of wenschen aan de beoordeeling dier
chefs te onderwerpen. Nu echter de soldaat geen financiëel belang
meer heeft bij de menageregeling, vervallen boven omschreven
mogelijkheden en kan de C. Ct. zonder bezwaar van de zorg voor
de voeding worden ontheven. Hem ontvallen dan de administratieve
arbeid aan de menages verbonden en eenig materieel beheer, be
nevens de verantwoordelijkheid daarvoor.
Als pleitbezorger voor meerdere centralisatie, zouden wij ook kunnen
instemmen met de oprichting van garnizoensmenages, zooals door
enkelen wordt voorgestaan. Ofschoon wij er geen tegenstanders van
zijn, blijven wij meer geporteerd voor het voeren van menages
korpsgewijze en wel omdat n.o.m. als eenig juist beginsel aan eene
menageregeling ten grondslag moet liggen, dat de troepenofficier,
i.e. de K. Ct., zijn eigen troep voedt.
De centraliseering heeft dan de volgende voordeelen:
le. het is gewenscht uit een disciplinair oogpunt, omdat dan voor-
111