De voorwaarden, waaraan een giftgas voldoen moet, vindt men
precies beschreven in het artikel van Prof. Dr. D. H Wester in
het Militair Technisch Tijdschrift van 1919, getiteld „De Giftgas-
oorlog", waarnaar overigens verwezen wordt voor ieder, die iets
meer omtrent de scheikundige zijde van deze gassen wil weten.
Een absolute eisch is, dat het gas zwaarder zij dan de lucht; andere
wenschelijke eigenschappen zijn kleurloosheid, reukeloosheid en sma
keloosheid. Gelukkig is de wetenschap nog niet zoo ver, dat zij
een gas heeft uitgevonden, dat aan al deze voorwaarden voldoet,
want een bescherming daartegen zou practisch onmogelijk zijn. Gelet
op de wijze voorbeschikking, die men overal in de natuur aantreft,
zal zoo'n gas ook wel niet te vinden zijn, evenmin als men ver
giften aantreft, die volkomen reuk- en smakeloos zijn, behalve het
legendarische Aqua Tofana der 17de eeuw. Andere eischen zijn nog:
onvatbaarheid voor reactie met andere stoffen en voor de inwerking
van lucht en zonnestralen (chemische indifferentie), teneinde de wer
king te bestendigen, alsmede onoplosbaarheid in water, opdat regen
het effect niet wegneme, doch zelden wordt aan deze voorwaarden
geheel voldaan.
Onmiddellijk na den eersten gasaanval zon men bij de tegenpartij
op middelen tot afweer van het gevaar en zoo ontstonden de gas
maskers, eerst slechts bestaande uit een eenvoudige lap gedrenkt
met soda. Daarna ontspon zich tusschen beide partijen een wed
strijd in het verbeteren der gassen, het aanwenden van sterker con
centraties en het uitdenken van nieuwe vergiften eenerzijds en het
perfectioneeren van maskers, zoowel wat betreft vorm, als wat betreft
de aangewende chemicaliën om de giftige gassen te binden, anderzijdes.
Het groote bezwaar, waarmede men bij deze giftgassen te kampen
had, was de geringe persistentie in de open lucht; zij werden
spoedig ontleed en door den wind vervaagd. Maar men begreep
het grootela voordeel, dat het dragen van gasmaskers verschaft, en
men trachtte nu door het gebruik van niet-vergiftige, doch traan-
verwekkende gassen, die veel langer werkzaam bleven, den vijand
te noodzaken tot deze dracht.
Om het bezwaar van den invloed van den wind en den daardoor
kortstondigen duur der werking gedeeltelijk te ontgaan, ging men
over tot het bezigen van giftige stoffen met een zoo hoog kookpunt
(50—200°), dat het feitelijk geen gassen meer waren, doch vloei
stoffen, die als het ware over het terrein gesproeid, door langzame
verdamping nog dagenlang gas ontwikkelden.
De traanver wekkende gassen worden uiteraard terstond door den
118