Geheel onafhankelijk van den wind is men natuurlijk nooit; de windrichting legt echter het minste gewicht in de schaal. De gift- gassen met kortstondige werking in de open lucht kunnen, onver schillig welke de windrichting of de terreinvorm is, gebruikt worden tegen doelen, die meer dan 5C0 M. van de eigen linies liggen. Bij minder dan 500 M. moeten bij ongunstigen wind de gasmaskers worden opgezet. Met de langzaam verdampende gassen moet men voorzichtiger zijn in verband met de langdurige werking en de veran derlijkheid van den wind, zoodat deze nimmer op minder der 500 M. verschoten mogen worden. De windsnelheid is in zooverre van belang, dat bij sterken wind de resultaten veel minder worden, daar de gassen te veel verspreid en verdund worden. Bij een windsnelheid van meer dan 3 M. per sec. kan alleen een neutralisatieeffect bereikt worden, d. w. z., dat de vijand door de gasmaskers belemmerd en op den langen duur zelfs ongeschikt wordt om den strijd voort te zetten; bij eene van 8 M. of meer is het effect nihil. In den beginne waren de gasgranaten gemakkelijk herkenbaar aan den zwakken knal der ontploffing van de kleine springlading en aan het tusschenpoozend snorren van de betrekkelijk lichte granaat in de lucht. Toen men bemerkte, dat de vijand hierdoor steeds gewaar schuwd werd, heeft men de granaten zwaarder gemaakt en van een sterkere springlading voorzien, waardoor de knal vrijwel dezelfde is geworden als van de granaat en de verrassing dus gewaarborgd bleef. Ondanks deze wijziging, wist de vijand, doordat het niet mogelijk was terstond een groote gasconcentratie te verkrijgen, meestal nog tijd genoeg te vinden om, als het bombardement begon, zijn gas maskers op te zetten, vóór er veel slachtoffers gevallen waren. Om dit te voorkomen, bedacht men weer iets nieuws, dat elke waarschuwing uitsloot, n 1. de z. g. gaswerper (Duitscl.Gaswerfer, Engelsch: Gasprojector). Deze is een Engelsche uitvinding, spoedig door de Duitschers overgenomen en bestaat uit een gladden of getrokken stalen cijlinder, aan één zijde open, waarin een dun- wandig gasprojectiel wordt geplaatst. Op den bodem van den cijlinder wordt een lading aangebracht, die electrisch ontstoken kan worden. Deze gaswerpers worden in batterijen van gewoonlijk 25 stuks in den grond ingegraven onder den voor den afstand vereischte helling met den mond even boven den bodem. De dracht is 1300 M.; voor de getrokken zelfs 30G0 M. Deze batterijen worden ook weer vereenigd tot velden van soms meer dere honderden stuks. Dit gebeurt zooveel mogelijk 'snachts en 122

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 24