dat de „liens hiérarchiques" sterker blijven binden, dan de „subor dination de mission". Scherp is het niet omlijnd, maar bij een „entente cordiale des armes" bruikbaar. Het V. G V. B A. spreekt van: c. q. bevelen geven omtrent, vuuropening en zoo mogelijk van vuurstaking", van „toegewezen artillerie" en van het „volgen van bevelen en aanwijzingen". Dat is niet scherp omlijnd; minder, dat is niet omlijnd! En hierin moet worden voorzien, door een der 3 volgende begin selen in ons Voorschrift op te nemen: 1. de artillerie blijft, behoudens het uitzonderingsgeval, geheel onder de bevelen van den A B.; er bestaat g ee n gezagsverhouding tusschen de aanvoerders der wapenonderdeelen, die moeten samen werken. (D u i t s c h). 2. De artillerie is, behoudens het uitzonderingsgeval, alleen ondergeschikt aan den infanteriecommandant voor wat betreft de uitvoering van de in het gevechtsbevel omschreven opdracht, doch verder nog steeds onder rechtstreeksch bevel van den A.B. (Fr a n s c h). 3. De artillerie wordt, voor de uitvoering van een in het ge vechtsbevel omschreven opdracht, geheel onder de bevelen gesteld van den infanteriecommandant, met wien in samenwerking de opdracht moet worden uitgevoerd. Dus: „groupemeuts momentanés" (P e r c i n) Welke van deze 3 beginselen men in ons reglement wil opnemen, zal door het Legerbestuur moeten worden uitgemaakt. Doch op nemen van de ondergeschiktheid in ons reglement is noodzakelijk, ten einde aan de tegenwoordige anarchie een eind te maken. Ik, voor mij, ben voor de 1ste methode, die in zooverre gelijk luidend is aan de tweede methode, dat beide als uitzonde ringsgeval, de artillerie onder de bevelen van den infanteriecom mandant stellen, doch in zooverre uiteenloopen, dat bij de eerste de samenwerking geheel als „entente cordiale" is geregeld, terwijl de tweede methode een „subordination de mission" voorschrijft Dat de derde methode mijn instemming niet heeft, zal na het voorgaande wel duidelijk zijnvoorts moge worden verwezen, naar de door Kapitein Van der Poll in het I. M. T. van December 1918, blz. 940, aangevoerde gronden. Thans een poging tot redactie van punt 25, of eenig ander punt, waarin de „scheiding der bevoegheden" ware op te nemen; 137

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 39