Of denkt men tegenwoordig, dat de officieren en onderofficieren
in de rimboe tijd over hebben om zich met de eerste en eenvou
digste beginselen der militaire opleiding te kunnen bemoeien Met
een karabijn schieten kunnen ze niet. Een karabijn uit elkaar nemen
en in elkaar zetten gaat allerongelukkigst. De eenvoudigste ver
plichtingen als fuselier, als schildwacht zoowel in 't garnizoen als
op patrouille moeten hem hier nog worden ingeprent. Hun kleeding
en uitrusting onderhouden, daar denken ze niet aan. Den nacht op
patrouille lekker blijven slapen, terwij! ze een uurtje, zegge één
uurtje, maar op post moeten staan, dat vinden ze heel gewoon. Ik
heb er eentje meegemaakt, die kalmweg zijn tiker meenam toen hij
op schildwacht moest, en zich daarop onmiddellijk te slapen legde.
Zoo zou ik tot het oneindige kunnen doorgaan.
Vermaningen, berispingen, straffen, niets, niets helpt.
Eiken dag staan ze weer op 't rapport bij mij, die nummertjes
90.000 en hooger en dan mag men daarbij ook nog rekenen 't
aantal keeren, dat ze 't geluk hebben gehad niet gesnapt te zijn.
De Stamboeknummers 70.000 tot en met 80.00D zie ik echter zeer
zelden op het rapport, 't geen wel teekenend is.
Alleen reklameeren, dat kunnen ze merkwaardig goed. Zich on
tevreden toonen, „hati koerang senang", e. d zeggen, dat kunnen
ze. Vaak heb ik hun gezegd, „als jullie wat te vragen hebt, vraag
dan maar gerust, maar doe eerst je plicht".
En dat is toch heusch niet veel voor een fuselier, 't vervullen
van zijn eerste en voornaamste plichtjes, vooral waar alles verder
nog op tijd voor hem klaar staat, als eten, gadji, enz.
Moet ik afgaan op hetgeen in de laatste jaren door de depotba
taljons Javanen is afgeleverd, dan kan mijn oordeel omtrent ons
Indisch leger alleen maar kort en hevig zijn en noem ik het, wat
't Javaansche contingent van de laatste vier jaar betreft, een bende.
Moge men hierdoor eens wakker geschud worden. Moet ik met
zulke soldaten tegen den vijand eenmaal oprukken, dan doe ik zulks
zonder een greintje vertrouwen te hebben in den eventueelen goeden
afloop, en ik zou wel eens willen weten, hoevele collega's met mij.
Een middel ter verbetering is er, n. 1. flinke positieverbetering
van den fuselier (op komst, naar ik meen), maar dan ook selectie,
en niet meer Jan en alleman laten teekenen en langzamerhand de
door mij gewraakte Nos. 90.0D0 en hooger uit 't leger laten verdwijnen,
door hun geen tweede verband meer toe te staan.
Ceram, December 1919.
A. M. Sierevelt,
Eerste-Luitenant der Infanterie.
Vereenvoudiging nan Administratie op de Buitenbezittingen.
Als bewijs van eenvoud van de administratie op een post moge
het volgende staatje gelden.
142