het Departement van OorlogJa en volledigheidshalve moet ik daarbij zeggen, dat hij die zaak heeft behandeld als voorzitter van de O.A.B. De heer Teeuwen: In den zin „De vele en drukke werkzaam heden in het D. B. enz zoo luidde ongeveer het antwoord, moest voor het woordje „in", staan het woordje „voor", waaruit zou moeten blijken, dat de heer Rooyackers geen functie had in het dagelijksch bestuur, hij slechts ambtenaar was van en werkzaam» heden te verrichten had voor het dagelijksch bestuur, waartoe behoorden de redactie, actie, organisatie, enz., hij dus maar een ambtenaar was met adviseerende stem op dit gebied, gelijk de administrateur-penningmeester der vereeniging, eveneens een burger, ambtenaar is met adviseerende stem op zijn gebied. Zelfs op het teekenen van stukken namens het hoofdbestuur van O. A. B. door den administrateur-penningmeester werd aanmer king gemaakt. Niet een burger, al is die dan ook een door de vereeniging bezoldigde kracht, maar een militair moet de brieven teekenen. Ook aanmerkingen op den inhoud van de notulen van Afdeelings- vergaderingen moest het hoofdbestuur van O. A B ontvangen. Op deze manier gegeven zijn de aanwijzingen inderdaad hinaer- lijk Zij wekken bovendien den schijn, alsof het legerbestuur niet gaarne zou zien, dat een militaire vakvereenigingen zich ontwikkelt op gelijke wijze als andere vakvereenigingen, nl. dat de werkzaam heden, die in den loop der tijden toenemen, op de schouders worden gelegd van geheel vrijgestelden en dat, ten einde de actie op ge zonder basis te brengen, deze vrijgestelden, die natuurlijk niet aan over plaatsingen onderhevig zijn, hetzij omdat promotie gemaakt moet wor den, hetzij om andere redenen, het bestuur der vereeniging vormen. Dat om hiertoe te geraken wijziging van de statuten noodig is, is mogelijk. De vraag rijst dan, of van de zijde van het legerbestuur geen tegenwerking zal worden ondervonden, zoo een van de be staande militare vakvereenigingen in dezen geest wijziging van de bestaande, dan wel goedkeuring op nieuwe statuten aanvraagt. Mijnheer de Voorzitter! Ik hoop, dat deze vraag beantwoord, duidelijk beantwoord zal worden, en dat het antwoord in overeen stemming zal zijn met den modernen geest, die ook in Indië, en van zelf ook in de militaire wereld gevaren is Dat een vereeniging zooveel mogelijk juiste inlichtingen aan de leden verstrekken moet, behoeft naar, mijn meening geen betoog. Zijne Excellentie zal het eveneens beamen, dat ook een militaire vereeniging zich zooveel mogelijk te onthouden heeft van het ver trekken van onjuiste inlichtingen. Wanneer daarmede accoord wordt gegaan, dan zou ik tot Zijne Excellentie tot slot de vraag willen richten, of aan de militaire ver- eenigingen de voor het leger geldende algemeene orders en admi nistratieve bepalingen niet verstrekt kunnen worden, desnoods te gen betaling. Thans moeten zij op courantenberichten afgaan, het geen niet altijd aan de juistheid bij het geven van voorlichting ten goede komt. Tegen verstrekking van voormelde orders en bepalin gen aan de militaire vereenigingen zijn toch geen overwegende bezwaren aanwezig? Wanneer deze bezwaren bestaan, dan begrijp 150

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 52