.,Is er dus", zoo schrijft de heer Honcoop in meergenoemde beoordeeling, „op zuiver medische gronden iets voor te zeggen prophylactica te gebruiken, om althans besmetting van een deel der urethritis te voorkomen, een geheel andere zaak is, of die prophylactische middelen van rijkswege, en ex-officio, door onze doktoren op de vloot moeten worden aangeprezen. Ik meen. dat men het doel voorbij schiet, en acht de gevaren, die er uit voortvloeien, door jonge, onervaren schepelingen weg wijs te maken, en middelen aan de hand te doen, waarvan medisch niet vast staat, dat zij afdoende zijn, niet gering. AI te gaarne toch lokken deze zaken tot proefnemingen uit. Wil men het gebruik van prophylactica bevorderen, men doe dat bij hen. die reeds door een geslachtsziekte geïnfecteerd werden, of waarvan men weet, dat zij met de prostitutie verkeeren". Zoo is het. Want met het verstrekken van middelen alléén komt men er niet. Er behoort onderricht toe voor het gebruik en aan beveling. En nu weet ik wel, dat vrees voor besmetting geen ideale reden is, om zich niet aan een kwaad over te geven, het is in alle geval een reden, die bij velen nog werkt. En die men wegneemt, door middelen te verstrekken, welke de schadelijke gevolgen van een daad zouden moeten verhinderen, maar, zooals we zagen, dat niet eens vermogen. Willens en wetens worden hier dusmedemen- schen in de verleiding gebracht zich lichamelijk en zedelijk, en wat erger is, ook geestelijk ten gronde te richten. Is dat, zoo vraag ik met den heer Honcoop de taak eener Regeering Voor de landmacht staat de zaak nog ernstiger. Daar, zooals we reeds meedeelden, geen persoonlijk maar gemeenschappelijk gebruik der mid delen. Dat zal dan toch wel moeten geschieden in een lokaal, waar men toegang krijgt door zich bij een of ander daarmede belast persoon te vervoegen Bijzonder zedelijke verhoudingen kan ik dat nu niet noemen. Wat ook wel niet zal medewerken tot het beoogde doel. Wat mag toch de Regeering of het legerbestuur tot bedoelde maatregelen gedreven hebben? Een begaan zijn met het lichamelijk lijden van een deel van het leger? Op grond van bovenstaande mogen we dan toch zeggen, dat de middelen al zeer twijfelachtig zijn. Maar er is dan toch een te waardeeren beweegreden voor te noemen Is het, omdat het feit van veel voorkomende venerische ziekten „uit den aaid der zaak elke weermacht niet onbelangrijk verzwakt?" Dan is, afgezien alweer van het ondeugdelnke der middelen, de beweegreden heel wat minder ideëel Of is het om maar toe te geven aan een drang van lastige menschen, en te kunnen zeggen, dat er iets aan gedaan is? Maar dan is de hou ding der Regeering rechtaf onzedelijk te noemen en misdadig om de mogelijke gevolgen, een houding van zwakheid, waar een bon dige aiwijzing van kracht getuigd zou hebben. Een afwijzing, niet om het kwaad en zijn gevolgen maar op hun beloop t; laten, welke houding minstens even onzedelijk zou zijn, maar een afwijzing van het invoeren van ondeugdelijke, in dén grond der zaak onzedelijke maatregelen, waarvan daarom al- Jeen reeds geen heil te wachten valt. 153

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 55