Zorgvuldig wordt er verder nog steeds voor gewaakt, dat de mindere militairen geen „gevaarlijke dingen" lezen of te hooren komen. Officieren moeten hunne ondergeschikten ten aanzien van politieke vereenigingen enz. inlichten, maar ik vrees, dat vele offi cieren dikwijls geen juist denkbeeld hebben, van waar het om gaat, of iets al heel erg revolutionnair vinden, wat een lid van de mid denpartij erg gewoon zal vinden. Weten zij b v. het onderscheid tusschen revolutionnair, socialistische en anarchistische denkbeelden en die door de sociaal-demokraten gepropageerd De heer Bergmeijer: Dat scheelt zooveel niet. De heer Cramer: De heer Bergmeijer weet het onderscheid ook al niet. De heer Bergmeijer: Ik ben deskundige op dit gebied. De heer Cramer: Ik vrees varf niet! Een cursus voor socialisme zou in officierskringen geen kwaad kunnen. De heer B e r g m e ij e rIs U cursusleider De heer Cramer: Ik wil het gaarne doen, als de Legercom mandant het goed vindt. De heer Bergmeijer: Neen, voor ons. De heer Cramer: Graag Wie moet verder b.v oordeelen, of socialistische lectuur en voordrachten voidoen aan den eisch, „dat de krijgstucht of de goede zeden dan wel de goede militaire geest niet geschaad mogen worden?" Moeten dat menschen doen, die het a, b, c, van het socialisme niet kennen en daarvan de zonder lingste opvattingen hebben of elke socialitische gedachte verderfe lijk voor de maatschappij vinden? Wat wordt verstaan onder goe den militairen geest?" In Duitschland bestor.d die en bestaat die he laas nog te veel en iedereen heeft dien geest vervloekt. Pacifistische werken als: „Het vuur" en „Het Licht" van Henri Barbusse of „Men schen in den Oorlog" van Latzko zullen dus verboden zijn in de kazer nes, maar Nick Carter-verhalen, die m.i. een slechten invloed uitoefe nen, zullen b.v. wel gelezen mogen worden. Laat men toch in 's hemelsnaam uitscheiden met onderscheid te maken tusschen de mili taire en de gnoote burgermaatschappij. Het zorgvuldig kweeken van dien militairen geest heeft genoeg verderf over de gansche wereld gebracht; die militaire geest heeft gedaan en waar dat niet het gevai is, dient hij met hand en tand te worden bestreden. Het geeft toch niets, of men er angtsvallig voor waakt, dat de soldaten geen kennis nemen van de moderne, de socialistische denkbeelden, die de wereld thans over- stroomen; het is nu eenmaal niet mogelijk de soldaten af te zonderen van de rest der maatschappij. Zij zullen toch in aanraking met een en ander komen en daarom geven al die kleine middelen niets. Voor den militair eisch ik dezelfde vrijheid op als voor den burger. 161

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 63