maken, wat de heer Douwes Dekker wel of niet is ik wil U echter wel verzekeren, dat vergaderingen van IJwe partij waar de heer Douwes Dekker mocht optreden als woordvoerder! ongetwijfeld door eiken plaatselijk militairen commandant zullen worden verboden. Maar afgescheiden daarvan, behalve verkondiging van beginselen welke ik in strijd acht met het in sland houden van de weermacht met het doel waarvoor z.e in een geordenden staat dient, meen ik toch ook, dat vergaderingen, waarbij aangestuurd wordt op het brengen van verdeeldheid, evenzeer schadelijk zijn, zoodat, wanneer men zich zou willen trachten te plaatsen tusschen de officieren en de onderofficieren en hun ondergeschikten, ook dergelijke verga deringen zouden kunnen worden verboden. 1 lntusschen heb ik met zeer veel instemming en genoegen verno men, dat de partij, waartoe de heer Teeuwen behoort, geen tucht- ondermijning beoogt. Het zij mij echter vergund, Mijnheer Teeuwen, om U wederkeerig U wijst mij er telkens op, als sommige van mijn ondergeschikten met precies doen, wa> ik wensch er op te wijzen, dat een van Uw onderbevelhebbers vergun mij de uitdrukking, ik ben militair en ik weet er geen beter woord voor - toch niet zoo doordrongen ü]nu !5 z"'n van de bedoelingen, die U zelf Uw partij toeschrijft Ik heb hier voor mij liggen en ik zal zoo vrij zijn dien even voor te lezen, een brief van den Voorzitter der afdeeling Magelangvan de Nationaal Indische Partij dd. 19 September 1919 en gericht aan den commandant van het 7de bataljon infanterie te Magelang en luidende als volgt: HoogEdelGestrenge Heer! Naar aanleiding van de ons bereikte klachten omtrent Uw onwettig Wet overtredend optreden jegens onze militaire leden van het 7de Bataljon Infanterie alhier, heb ik beleefd de eer UHEdGestr voor zoover het U ontgaan is, het met ingang van 1 September 1919 ji. vervallen artikel 111 Regeeringsreglement speciaal onder Uwe aandacht te brengen. De militaire leden onzer partij ter plaatse zijn door mij georderd om elk ongeoorloofd optreden hunner superieuren in het bijzonder dat de officieren het afdelingsbestuur zoo spoedig mogelijk te rapporteeren, ter inroeping van steun van het Legerbestuur en openbaring in den Volksraad. Namens de N.l.P. afdeeling „Magelang", (wg). M. van Daalen, President. •^u'a-aJ' ^00a's a'gemeen bekend is, in het leger voor een ieder de vrijheid bestaat om, wanneer hij meent, dat hij in zijn echten te V J n -?e aai1 daarover zij" bezwaren in te brengen, kan ik het met billijken, dat menschen, buiten het leger staande, zich plaatsen tusschen de officieren en de minderen om op die wijze de klachten der minderen voor te brengen. Dat deze onderbevelhebber van den 171

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 73