Magelang, de aanwas van leden zoo groot was, waarom moest men die twee simpele leden, die uit de vereeniging traden, op zoo'n manier beleedigen, waar het der partij dan toch heel weinig moest kunnen schelen, dat twee, zegge twee menschen, aan de vereeni ging ontvielen? Het tweede onderwerp, door den heer Teeuwen aangeroerd, was, dat omtrent de vakvereeniging, meer speciaal over mijn verhouding tot den bond „Ons Aller Belang" en ik ben den heer Teeuwen zeer dankbaar, dat hij mij de gelegenheid heeft gegeven om mij daarvoor uit te spreken, omdat ik overtuigd ben, dat wanneer men de zaak van beide kanten heeft gehoord en wanneer men tegenover de algemeenheden van den heer Teeuwen de concrete feiten stelt, een ander zuiverder oordeel zal worden verkregen; ik moet in 't midden laten, aan wiens zijde men zich dan schaart. Zooals den heeren bekend is, is door mij in de vorige zitting medegedeeld, dat ik naar aanleiding van een mededeeling in het orgaan van „Ons aller Belang" tot de conclusie was gekomen, dat in het hoofdbestuur van die vereeniging was opgenomen een niet- militair, oud-voorzitter van die vereeniging. Op mijn vraag deswege tot het bestuur gericht, heb ik in de toen meest stellige bewoordingen de ontkenning gekregen, dat die man iets anders zou zijn dan ad ministrateur en adviseur. Hij had geenerlei stem in het hoofdbestuur. Natuurlijk heb ik mij daarbij neergelegd, maar toen zeer korten tijd daarna in het orgaan enkele mededeelingen voorkwamen, die in fla- granten strijd waren met die stellige verzekering van het hoofdbe stuur, heb ik het bestuur daarop gewezen, ik ontving ten ant woord, dat de passages door mij aangegeven misstellingen waren als gevolg van onvoldoende correctie. Intusschen zijn die misstel lingen nimmer herroepen Korten tijd daarna heeft diezelfde burger-administrateur-adviseur van het hoofdbestuur een propagandatocht gemaakt over Java ik weet het niet zeker maar vermoedelijk met het doel om een wijzi ging van de statuten voor te bereiden, welke het mogelijk moet maken, dat de propagandist weer op zou kunnen treden als voorzitter van het hoofdbestuur. Op de vergadering te Magelang belegd met verschillende onderof- ficiren deed hij o.a. de mededeeling, dat de legercommandant geen bezwaar zou maken tegen zijn weder optreden als voorzitter van het hoofdbestuur. Ik hoorde dat zeer toevallig, een maand of anderhalve maand later, van een officier op die vergadering tegenwoordig geweest. En waar mij noch door het hoofdbestuur, noch door eenigen gezag hebbende ooit was gevraagd, hoe ik over deze zaak dacht, verzocht ik naar aanleiding van die mededeeling het hoofdbetuur mij te willen melden, of zij had plaats gehad met instemming van dat bestuur, terwijl ik er aan toevoegde er in het bevestigend geval prijs op te stellen, dat die mededeeling in het orgaan zou worden herroepen. Na geruimen tijd, ongeveer een maand, ontving ik daarop een ant woord, dat ik niet anders dan als een uitvlucht kon beschouwen, waarop ik nogmaals aan het bestuur deed weten, dat ik er prijs op bleef stellen, dat die in de vergadering gedane mededeeling in het 173

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 75