orgaan zou worden herroepen, maar dat ik in ieder geval bericht
verzocht, of, en zoo ja, wanneer die herroeping zou plaats
hebben Daarop heb ik geen antwoord ontvangen voor nu kort
geleden, toen het laatste orgaan verscheen, waarin is opgenomen
een eigenaardige herroeping met de toevoeging, dat zij plaats heeft
op last van den Legercommandant.
In dit zelfde orgaan kwam, kort nadat de bepaling was uitgevaardigd
welke minderen militairen de gelegenheid schenkt met verlof naar
Europa te gaan, een artikel voor, dat volgens den aanhef overgeno
men was uit een Soerabajaasch blad. In dat artikel nu stond, dat
bij beschikking van den Legercommandant van Januari 1919 een
bepa ing was getroffen, waarbij het voorrecht om na eenige jaren
dienst met verlof naar Europa te gaan, voor onderofficieren feitelijk
tot nul was teruggebracht, door een beperkende bepaling op de
reëngagementen
Toen ik dat artikel las, wist ik, dat het niet waar was, en vermoedelijk
wisten de onderofficieren het eveneens, want het ging hen zelf aan.
Ik voor mijn persoon heb daarvan ook verder geen nota genomen.
Maar korten tijd daarna scheen de aandacht der Regeering gevallen
te zijn op dat stuk, en ontving ik van haar de opdracht om
naar die zaak een onderzoek in te stellen. Bij dat onderzoek bleek,
dat men zich maar 2 of 3 jaar vergist had De bepaling was van
1916 of 1917, toen er nog niet aan gedacht werd om voor de men-
schen verlofsbepalingen in het leven te roepen, en zij gold alleen
voor een zeer kleine groep onderofficieren, ik meen de ondeiofficieren
bij den hospitaaldienst. omdat die door den toenmaligen Legercom
mandant over het algemeen te oud werden geacht.
Daarop werd door mij van de Regeering de opdracht ontvangen
om dat artikel te weerleggen en aangezien ik zuiks wilde doen in
het blad, waarin het oorspronkelijk was opgenomen geworden,
verzocht ik den voorzitter van den onderofficierenbond mij té
willen mededeelen, in welk blad dat artikel had gestaan, omdat
aan het departement van Oorlog daarnaar vergeefs was gezocht.
Het hoofdbestuur wilde of kon daarop geen antwoord geven, en
het onderzoek ingesteld bij de Soerabaja kranten heeft tot dusverre
nog geen resultaat gehad.
Verder is onlangs in een van de organen van de vereeniging
een mededeeling verschenen, van de afdeeling Soerabaja, en in die
mededeeling was een zinsnede opgenomen, welke inderdaad kwetsend
voor den Legercommandant was.
Buiten mijn voorkennis heeft toen de afdeelingscommandant te
Soerabaja den voorzitter van de plaatselijke afdeeling dienaangaande
inlichting verzocht, waarop die onderofficier zich verantwoordde
met de verzekering, dat, hetgeen in het orgaan voorkwam, geenszins
zijn bedoeling weergaf, maar bovendien dat het hoofdbestuur zijn
mededeeling onjuist had overgenomen.
Ook daarover heb ik correspondentie gevoerd met het hoofdbe
stuur en als gevolg daarvan is ook in het jongste orgaan een rectificatie
opgenomen, maar zwijgt het hoofdbestuur over de beschuldiging
van het hoofd van haar afdeeling, dat het hoofdbestuur zijn mede
deeling onjuist heeft overgenomen.
174