partemerit van Oorlog te Bandoeng ontslagen is van wege zijn po
litieke overtuiging. Ik ben voorzichtig geweest destijds door te
zeggen, dat het ontslag volgde, nadat de betrokkenen erkend
hadden, dat zij leden waren der S. I. Aanvankelijk heb ik gezegd,
dat twéé beambten waren ontslagen. Zijne Excellentie heeft nu
deze mededeeling van mij verbeterd, door te spreken niet van twee,
maar van één beambte, en verder door te spreken niet van de S.I.,
maar van de afdeeling B. der S. I. Deze verbetering wijzigt naar
mijn meening de zaak niet. Want het feit is gebleven, dat het ont-
lag is verleend, nadat door den ambte erkend is, dat hij lid
der afdeeling der S.I., dus omdat hij lid van een politieke
vereeniging was.
Nu is nog niet vastgesteld, Mijnheer de Voorzitter, wat voor een
vereeniging de afdeeling B der S. 1. is. Nu kan Zijne Excellentie
de meening zijn toegedaan, dat het een bijzonder gevaarlijke ver
eeniging is, en ik wil aan de meening van Zijne Excellentie niet
tornen. Maar of het in overeenstemming met de wet is, dat iemand
ontslagen wordt, omdat hij lid is van een vereeniging, moet ik in
twijfel trekken, zoolang de vereeniging volgens de wet niet ge
proclameerd is tot een verboden vereeniging.
De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en
Hoofd van het Departement van Oorlog: U hebt misschien een andere
opvatting dan ik.
De heer Teeuwen: Ik weet niet, wat de opvatting van Zijne
Excellentie is, maar ik blijf liever bij de wettelijke opvatting, en
blijf mij liever bepalen tot het standpunt van de wet zelf.
Verder gaande. Mijnheer de Voorzitter, wil ik mijn verwondering
uitspreken dit is ook noodig na de dankbetuiging en het genoegen,
dat ik heb uitgesproken dat het aanvankelijk aan militairen ver
boden was revolutionnair-socialistische en anarchistische vergaderin
gen te bezoeken. Deze twee woorden staan, meen ik, in de Memorie
van Antwoord. Ik herinner mij, dat er vroeger nog het woord
nihilisme bij werd gehaald.
De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger,
Hoofd van het Departement van Oorlog: Pardon!
De heer Teeuwen: Zeker stond dat in de Memorie van Ant
woord. Er was gesproken van nihilisme, misschien niet bij de
afdeeling oorlog, maar bij de algemeene beschouwingen; ik heb hier
met de Regeering te maken.
Ik ben het met den heer Cramer eens, dat men eerst moest gaan
uitleggen, wat revolutionnair-socialistisch, wat anarchistisch en wat
nihilistisch is, en het lijkt wel noodig, dat hier in Indië een cursus
daarvoor wordt opgericht, omdat men met die woorden de menschen
maar vrees tracht aan te jagen.
De heer Bergmeijer: Dan wil ik dien cursus wel geven.
187