tweede de oostelijke versterkingen onder vuur, om aldus den opmarsch. der compagnie Schröder te vergemakkelijken. 9.6 v. kwam deze in het gezicht en daar, toen het vuur voor de westelijke bentengs bestemd, gevaar begon op te leveren voor de eigen troepen, en 's vijands vuur daaruit trouwens beduidend ver minderde, richtte ook de eerste sectie zich tot de oostelijke groep, na met de tweede eene nieuwe opstelling te hebben ingenomen op de begroeide westelijke helling der heuvels, waar men meer trefkans had en tevens meer dekking vond. Of de vijand het toen te benauwd kreeg in zijne loopgraven, dan wel, dat zuinigheid met munitie voor hem geboden was, hij staakte het vuur geheel, welk voorbeeld door de onzen gevolgd werd. De vuurpauze werd bij de compagie De Voogt benut om de derde sectie een 200 M. meer zuidoost-waarts gelegen heuvelrug te doen bezetten, ten einde de mogelijk uit de versterking vluchtende Atje- hers beter onder vuur te kunnen nemen. Toen deze afdeeling behoorlijk haar plaats had ingenomen, ge lastte de colonnecommandant het vuur opnieuw te openen. Dat het den vijand danig begon te hinderen, was nu duidelijk; men zag tal van personen de loopgraven verlaten om zich meer zuidelijk in het begroeide moeras te verbergen. De compagnie Schröder was er inmiddels in geslaagd de hinder nissen, die de vijand wel in haar weg had willen leggen, op te ruimen en de noodige voorbereidingen voor het slaan der brug te treffen. Er was eene gunstige gelegenheid tot opstelling van eene sectie infanterie, die de taak der beschieting van de westelijke bentengs van de compagnie De Voogt kon overnemen. Het vuur daaruit was om 10 u. v. zoodanig verflauwd, dat men den bruggen bouw kon beginnen. Nauwelijks vertoonde de adjudant-onderofficier Mulder zich echter (in den pajarand), of onze werkers werden uit de noordelijke benteng duchtig onder vuur genomen. Ofschoon de compagnie De Voogt zich daar dadelijk mede bemoeide, kon dat vuur niet geheel tot zwijgen worden gebracht, wat voor onze dwangarbei ders niet direct aangenaam was. Dapper werkten zij echter voort, en dank ook de moedige en beleidvolle houding van den adjudant-onder- officier Mulder, was binnen het uur een bruikbare overgang gereed. Voor het eerste deel was de brug gelegd van den voet van den heuvel tot een boomstronk, die in het midden van de paja werd aangetroffen; daar het materiaal voor het tweede gedeelte niet toe reikend was, moest hier met een soort vlot worden volstaan. 106

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 8