De vragen worden voorgelezen; zij zullen in het Aanhangsel van de Handelingen worden opgenomen. De heer Cramer: Mijnheer de Voorzitter, het mag wel uitge sloten worden geacht, dat een militair als de Legercommandant een pacifist, een anti- militairist als ondergeteekende zou kunnen over tuigen. Onze opvattingen onder anderen over de vakvereeniging loopen zoo uiteen, dat het laatste woord in deze kwestie nog wel niet ge sproken zal zijn. In verband hiermede, en met het oog op het late uur, zal ik zeer kort op de rede van den Legercommandant ingaan. De Legercommandant heeft ons hier de geschiedenis verteld van den soldatenbond en is daarbij gekomen met verklaringen van sol daten. Nu zou ik in de eerste plaats wel willen weten, van wie die verklaringen afkomstig zijn en in welke omstandigheden die verkla ringen zijn afgelegd. Daar hangt natuurlijk heel veel van af Verder zal de Legercommandant het zeker wel met mij eens zijn in deze, dat alvorens een vonnis geveld wordt, beide partijen dienen te worden gehoord. En hier is op het oogenblik alleen het oordeel van één partij medegedeeld. Ik ben helaas niet in staat het oordeel van de andere partij hier weer te geven. Deze verklaringen zijn zeer aanvechtbaar en zijn o. a. tegengesproken in de soldatenkrant. Voor zoover mij bekend is, zijn de verschillende verklaringen afkomstig van de sol daten, die op dit oogenblik in de gevangenis zitten van wege het mee doen aan den soldatenraad en zijn die verklaringen dus in voor hen zeer ongunstige omstandigheden afgelegd. Daar is verder gesproken over het feit, dat Brandsteder zich als leider van den soldatenbond had opgeworpen. Ik vind dit nog al te verklaren, omdat Brandsteder de oprichter, de organisator van den soidatenbond was en een goed organisator als hij was, kon hij natuurlijk grooten invloed op den solda tenbond verkrijgen Het zedelijk overwicht van Brandsteder op de soldaten was duidelijk merkbaar en zeer zeker was zijn invloed zeer groot Brandsteder stond ook in zeergroot aanzien, en m i. terecht, bij de soldaten, wat wel gebleken is bij zijn vertrek. Hem is nu verweten, dat hij autoritair optrad, wat zelfs aan den heer Bergmeijer de inter ruptie ontlokte, dat dit de ware democratie was. Verder is medege deeld, dat het hoofdbestuur een speelpop was in de handen van Brandsteder. Ik kan niet nagaan, in hoeverre dit juist is en die medegedeelde verklaringen moeten werkelijk sceptisch worden be oordeeld. Ik vermoed echter, dat wanneer daar bestuursleden ver vangen zijn op instignatie van Brandsteder, dat vermoedelijk wel geschied is met medeweten en goedvinden van de medeleden, van de meerderheid van het hoofdbestuur, en de meerderheid van den soldatenbond, die hij ontegenzeggelijk achter zich had. De bedoeling van Brandsteder, voor zoover ik hem ken, was niet het gezag hier in Indië omver te werpen. Maar zijn eenig streven, ik ben daar innig van overtuigd, was het lot van de soldaten te verbeteren. Ik ben tot die overtuiging gekomen door verschillende gesprekken, die ik met Brandsteder heb gehad en ook door uitlatingen van Baars en Sneevliet, die juist Brandsteder min of meer verweten dat, hij een echte vakvereenigingsman was. 195

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 97