een examen hebben afgelegd, wat niet het geval is bij de pyro- technisten, maar de artilleriewerkman heeft ook geen examen af te leggen voor den hoogeren rang en toch zien wij, dat hij in een hoogere schaal wordt gerangschikt. Het verschil bedraagt f 20 per maand, dus is het wel de moeite waard hieromtrent inlichtingen te vragen. Ik ben het volkomen eens met de Memorie van Antwoord, dat het gevaar, waaraan een pyrotechnist in zijn werk is blootgesteld, niet mag worden onderschat, maar dat gevaar bestaat toch altijd, in ieder geval in meerdere mate dan b v. bij een zadelmaker of een timmerman of ieder ander artilleriewerkman, zoodat ik mij nogmaals afvraag: Van waar deze bevoorrechting van de artillerie werklieden, zoodra zij sergeant le klasse of hooger zijn, boven de pyrotechnisten van denzelfden rang? Nu kom ik aan de stafmuziek. Mijnheer de Voorzitter, ik behoor tot de leden, die in het Afdelingsverslag over de begrooting voor 1919 hebben aangedrongen tot schrapping van de posten voor de stafmuziek, omdat ik van oordeel ben, dat de stafmuziek voor den troep geen nut heeft. De Regeering gaf in de Memorie van Ant woord toe, dat het leger inderdaad weinig nut van de stafmuziek trekt, maar, de noodzakelijkheid van de instandhouding van het orkest vooropstellende, vond zij geen aanleiding de kosten er van op een andere begrootingsafdeeling te brengen. Ik sta nog op het zelfde standpunt als in 1918, ik handhaaf mijn meening, dat de stafmuziek geen militair nut heeft, maar dat neemt niet weg, dat, wanneer de Regeering zegt, dat het corps noodzakelijk is, het even noodzakelijk is te zorgen, dat het corps in sterkte en hoedanigheid op behoorlijk peil blijft, anders is het beter dadelijk tot afschaffing over te gaan. Nu is het moeilijk uit te maken, of hetgeen thans voorgesteld wordt voor de stafmuziek, voldoende is. Belanghebbenden zullen geneigd zijn om „neen" te zeggen, zooals een ieder in de wereld geneigd is om te zeggen, dat hij niet genoeg krijgt en gaarne meer heeft. Maar daar gaat het niet om. Het gaat er om, of de vooruit zichten zoodanig zijn, dat wij behoorlijke krachten uit Nederland kunnen krijgen. In vroeger tijd was dat gemakkelijk; de stafmuzi kanten kregen in Holland een kwartje per dag en moesten overigens op concerten het noodige bijverdienen. Het is duidelijk, dat in dien tijd de toeioop tot het korps stafmu zikanten in Indië bijzonder groot was, zoodat men steeds de besten kon uitzoeken. Maar sedert zijn de traktementen in Holland be langrijk verhoogd, met het gevolg, dat zooals bekend, het korps hier is gaan lijden aan een incompleet, dat zeer merkbaar invloed heeft op zijn prestaties. Verhooging van salaris hier te lande was dus noodzakelijk en men is nu gekomen tot bedragen van 2Yi a 3 maal zooveel als die van de stafmuziek in Nederland. Dat is zeker een groot verschil, en ik wil hopen, dat het in de practijk genoeg zal blijken. Alleen wil ik er nog op wijzen, dat de stafmuzikanten hunne op leiding zelf moeten bekostigen. Zij moeten de muziekschool hebben afgeloopen en zij moeten aan zekere eischen van kennis voldoen, 321

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 107