Memorie van Antwoord volgens mij óp bevredigende wijze. Als
wij nagaan de eischen, die gesteld moeten worden om tot een be
hoorlijk tractement te komen, dan heeft hierbij het beginsel voor
gezeten ,dat door de militaire bezoldigingscommissie ook is aangegeven
en als juist wordt aangemerkt, nl. dat a'.Ie landsdienaren, onverschillig
tot welken tak van dienst zij behooren, onder naar verhouding
even gunstige omstandigheden behooren te verkeeren en de dienst-
voorwaarden dus niet mogen onder doen voor die, welke bij gelijke
kennis en ontwikkeling in den burgerlijken staatsdienst bestaan.
De heeren Westenenk en Van der Jagt hebben zich over deze
materie uitgelaten, maar volgens hen is de vergelijking, wat betreft
de opleiding van officieren en controleurs bij het binnenlandsch
bestuur, niet in alle opzichten juist. Ik wil dit gaarne gelooven, maar
dan zou ik ook gaarne willen weten, welke maatstaf gekozen moet
worden bij dergelijke voorstellen, wanneer de maatstaf, die is
aangenomen, niet in alle opzichten juist blijkt te zijn. Ik voor mij
vind, dat de verschillen niet zoo reusachtig groot zijn De contro
leurs hebben een opleiding de heer Van der Jagt merkte dit
op van 4 a 5 jaar, daarom vraag ik den heer Van der Jagt of
de normale opleidingstrijd niet 3 jaar is, althans naar ik vermeen.
Die toch is niet afhankelijk van den werklust, liefhebberijen, enz.
De heer Van der Jagt: Voor de officieren is dit minder het
geval, omdat zij een andere wijze van opleiding ondergaan.
De heer Valkenburg; Dat is geen antwoord op mijn vraag.
Mijn vraag was, of het een opleidingstijd is van 3 jaar na het
eindexamen van de H.B.S.
De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en
Hoofd van het departement van Oorlog: Twee jaar.
De heer Valkenburg: Excellentie, twintig jaar geleden heb ik
het eens in eens in 10 maanden zien doen. Voor de officier is het
ook een opleidingstijd van 3 jaar na het eindexamen H.B.S., wan
neer zij de kadettenschool niet hebben afgeloopen, welke een aan
vulling blijft van de H.B S. In dat opzicht staan de bestuursambte
naren en de officieren gelijk. Gewezen is op het groote verschil
in verantwoordelijkheid in de subalterne rangen en daar staan de
heeren Westenenk en Van der Jagt niet alleen in. Er worden in
derdaad aan de bestuursambtenaren ten alle tijde bijzondere eischcn
gesteld, en dat is voor de subalterne officieren veel minder het geval.
Het gevolg van hun positie is, dat deze eerst langzamerhand in
belangrijkheid en gewicht toeneemt; dat is bij de bestuursambtenaren
ook het geval, alleen hebben zij op jongeren leeftijd reeds veel meer
verantwoordelijkheid te dragen dan b.v. luitenants. Maar een juiste
appreciatie is altijd lastig, want wanneer in gemoede de vraag wordt
gesteld, wie of in staat is de prestatie van een officier naar haar
juiste waarde te schatten, dan is het antwoord daarop moeilijk.
Het is reeds moeilijk om de prestatie van de menschen uit eigen
corps naar waarde te schatten, des te moeilijker is het om diensten
332