var. menschen, die niet in het corps thuis hooren, naar juiste waar
de te schatten en te zeggendie menschen doen weinig of veel, hunne
diensten zijn belangrijk of onbelangrijk. In dat opzicht sluit ik mij
aan bij hetgeen de Regeeringsgemachtigde gezegd heeft: wanneer
iemand bevoegd wordt geacht om mij daarover zijn meening te
zeggen, dan heb ik als leek die meening te aanvaarden. Wanneer
men dan van iemand zegt: zijn prestaties zijn belangrijk, dan neem
ik dit aan.
Er zijn reeds eenige opmerkingen over gemaakt, maar toch zou
ik nog willen zeggen, dat ik eerder geneigd ben aan de subalterne
officieren hoogere dan lagere tractementen toe te kennen dan die,
welke door de militaire bezoldigingscommissie zijn voorgesteld.
De heer Tee uwen: Straks koraen de ingenieurs weer.
De heer Valkenburg: Op het oogenblik spreek ik niet over
ingenieurs. Daarvoor zal de tijd ook wel eens komen.
Nu acht ik f 900 als eindbezoldiging voor een kapitein niet te hoog;
daartegen zal ik geen bezwaren inbrengen. Te meer daar het groot
ste deel van de officieren het leger verlaat als kapitein en dan vind
ik een eindbezoldiging van f 9C0 met een pensionneering over dit
bedrag niet zoo schitterrend. Integendeel. Ik kan dan ook niet begrijpen,
hoe men tegen dit maximum kan zijn. Ik acht de tractementen
van de subalterne officieren, ik herzeg het, eerder te laag dan te
hoog
Maar met de hoogere rangen staat de zaak anders. Prestaties,
kennis en ontwikkeling leveren den maatstaf voor den leidraad bij
het maken van een bezoldigingsregeling. Wie van ons moet nu
beoordeelen, wat een majoor, een overste, een kolonel, een gene
raal-majoor enz. presteert. Dit lijkt mij ontzettend moeilijk.
Het is al zoo buitengewoon lastig, de prestaties te beoordeelen van
menschen in ons eigen vak, maar de moeilijkheid om de prestaties
van de hoogere officieren te beoordeelen gaat daar nog vele malen
boven uit. Ik leg mij daarom, wat de beoordeeling van de prestaties
aangaat, maar liever neer bij het oordeel van hen, die daartoe meer
bevoegd geacht kunnen worden.
Wat aangaat de algemeene ontwikkeling en de kennis als maat
staf voor de bezoldiging, ja, daarover kunnen wij wel meespreken.
Als we nu de tractementen van de hoofdofficieren eens vergelijken
met ae salariëering van ambtenaren, die een gelijke of een meerdere
opleiding hebben genoten, dan komen we tot andere verhoudingen,
dan in het voorstel zijn neergelegd.
Daarom zou ik den Regeeringsgemachtigde, den legercommandant,
willen vragen ons nader toe te lichten, waarop die hooge sala
riëering berust, n.l. van f 1100.— voor een majoor, f 1200.— voor
een overste, f 1600.— voor een kolonel en f 2000.voor een
generaal-majoor. Het salaris van den legercommandant sluit ik
hierbij niet in, want de betrekking van legercommandant acht ik
zoo'n geheel bijzondere, zoo'n hooge positie, dat ik mij onthoud
van een beoordeeling ter vergelijking van het bedrag, waarmede
hij wordt bezoldigd. Hem wil ik niet taxeeren op zijn waarde, om-
333.