Tot zoover de stand van zaken in Nederland; gaan wij thans eens, wat ter zake in Indiè is gedaan, na. Eind 1914 schreef de toenmalige Legercommandant aan de Regee ring om thans een Commissie te benoemen, die tot taak had een nieuw Wetboek .van Militair Strafrecht en een Reglement op de Krijgstucht samen te stellen. De Adviseurs van de Regeering, waaronder de Advocaat Fiscaal, stelde echter voor te wachten 1°. totdat h.t.l. een nieuw Wetboek van Strafrecht, dat juist in den maak was (1 Januari 1918), was in gevoerd; 2°. totdat in Nederland de Wetgeving van Mr. van der Hoeven daar ingevoerd was. Ongelukkigerwijze heeft de Regee ring een gewillig oor verleend aan deze raadgevingen en zag de Leger- chef zijne voorstellen dienaangaande te niet gedaan. Het is intusschen jammer, want stellig heeft de Landmacht h.t.l. het recht om hare eigen wetgeving door deskundige personen uit haar midden en daaraan toegevoegde juristen op te stellen, omdat dan alleen met juistheid de nooden van het Leger ter zake naar voren zullen komenvooral als de voorstellen gepubliceerd worden, zal er een leven dige wisseling van gedachten in tijdschriften hierover plaats vinden. Thans is deze taak aan de bijzondere Commissie uit de Staats commissie voor de herziening van het Indisch Privaat- en Strafrecht opgedragen, die echter geen oorspronkelijke arbeid zal kunnen le veren, daar artikel 76 R R. haar dwingt om zich aan hetgeen wet is in Nederland ter zake te houden. Inderdaad doet de Commissie dit, al zal er op grond van Indische toestanden en hetgeen de mobilisatie ter zake heeft geleerd, alleszins gronden zijn om af te wijken van de van der Hoevensche Wetgeving. Een gelukkig teeken is het intusschen, dat de Invoering in Ne derland van de hierboven in den breede besproken wetgeving niet afgewacht zal werden. Al hoopt de Commissie vd. met haren arbeid nog dit jaar gereed te zijn, de samenstelling van de Invoeringsverordening, zal nog wel eenigen tijd vereischen en met dat alles schat ik, vóór de In voering een voldongen feit zal zijn, dat er eenige jaren wel over heen zullen gaan 2 Algemeene beschouwingen. A. Over het Wetboek van Militair Strafrecht. Alvorens den Lezer met het Wetboek van Militair Strafrecht zelve in kennis te brengen, wil het mij voorkomen, dat de navolgende punten aangegeven en toegelicht dienen te worden. 225

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 11