I. De noodzakelijkheid om te hebben een afzonderlijk Wetboek van Strafrecht voor Leger en Vloot. II. Een Wetboek voor Land-, en Zeemacht. UI. Aansluiting van dat Wetboek bij het bestaande Wetboek van Strafrecht. IV. Bepalingen de jurisdictie van den Militairen Rechter betreffende. V. Opzet en schuld. VI. Afwijkingen in de bewijsleer, zooals omschreven in de Straf vordering en bepalingen omtrent de ten uitvoer legging van vonnissen, bevelschriften van den militairen rechter of van militair- rechterlijke ambtenaren. Ad 1. Bij de schriftelijke voorbereiding en ter zitting in de Tweede Kamer waren stemmen opgegaan om nu te breken met een afzonderlijke strafwetgeving voor Leger en Vloot. Men vond het absoluut overbodig, dat militairen, die zich in niets van andere burgers onderscheiden, een afzon derlijke strafwetgeving hadden, niettegenstaande de hun toebedeelde taak. Het gemeene strafwetboek behelsde alles, wat noodig was, en artikel 44 [Indisch 52 was voldoende om in voor komende gevallen den militair strenger te treffen dan een gewoon burger. Bleken er dan nog bepalingen noodig te zijn, welnu die neme men dan maar op in de Wet op de Krijgstucht. Men vergat echter, dat daarmee het principieele onderscheid tusschen militair strafrecht en tuchtrecht mis kend werd. De in het belang van het Leger gegeven voor schriften ten doel hebbende de eenheid te bewaren en waar voor tucht noodig is, hebben met misdrijven, handelingen die de wetgever tot strafbare gestempeld heeit, omdat zij in strijd met de zedelijkheid of de gerechtigheid zijn, niets temaken. De strafbedreiging tegen de overtredingen van de voorschriften, waarop de tucht gegrondvest is, heeft daar niets mee uitte staan; er wordt slechts straf bedreigd om te voorkomen, dat het doel waarmee die voorschriften uitgevaardigd zijn, niet verijdeld wordt. (1) Dit artikel luidt als volgt; Indien een ambtenaar door het begaan van een strafbaar feit een bijzonderen ambtsplicht schendt of bij het begaan van een strafbaar feit -gebruik maakt van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken, kan de straf met een derde worden verhoogd. 226

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 12