De tweede uermeestering Dan deuijan- delijke stellingen in de Paja Reubèë (met een schets). De beduidende verliezen, die de vijand op 20 Januari 1901 in de Paja-Reubèë stellingen geleden had, bleken voor hem geen reden, om die geliefde modderachtige omgeving voor goed te verlaten. Tot 20 Februari d. a. v. werden de omtrek der paja en deze zelf, overdag en 's nachts, door onze troepen bezocht, maar djahats trof men er niet aan. In de laatste dagen van die maand kwamen er alweer berichten omtrent de aanwezigheid van benden, waarom er den 2oen eene patrouille heen gezonden werd. Deze vond het terrein weer sterk bezet. Per telefoon werd den troepencomnandant, den Luitenant-Kolonel P. H v. d Wedden, die zich op inspectie in het Meureudoesche bevond, hiervan kennis gegeven. Op zijn last wachtte men met een nieuw onderzoek tot ziin te rugkeer te Padang-Tidji, en zoo duurde het tot 3 Maart, eer men er toe overging opnieuw poolshoogte te nemen in het heuvelter rein-oost der pajastélling. Die patrouille werd toen door een flink vuur uit donderbussen ontvangen en kon dus berichten, dat de vijand er nog zat. Den volgenden morgen rukte de Overste zelf met Wi compagnie uit er splitste die macht in twee afdeelingen, respectievelijk van 75 en 45 man, om de versterkingen nader te verkennen. De toegangen bleken zwaar versperd. De landtong, waarlangs men de eerste keer was doorgedrongen, toen begroeid, was ditmaal geheel geraseerd, voorzien van verlokkingen en rantjoes, die onder vuur stonden, zoowel van de tegenoverliggende en domineerende redoute c, als van a, waaruit de vijand direct zijn vuur op onze verkenners opende. Zie de schets). De overgang zelf lag bovendien onder het vuur van nieuw aange legde loopgraven, op den oever van het eilandje, ter hoogte van den waterspiegel. 235

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 23