Voor benteng c had de sectie Voorwijk nog slechts 4 G. beschik baar, zij ging zooals reeds werd opgemerkt toen over tot G.K. en K. vuur, op a richtend. Luit Blits koos datzelfde doel voor de nog resteerende granaten. De vijand hield zich aanvankelijk zeer kalm, maar nauwelijks ver toonde Luitenant v. D. Stok zich bij het heuveltje h, of ook hij verdubbelde het vuur, en wel meerendeels uit de loopgraven recht tegenover den vermoedelijken overgang. De benter.gs waren nu blijkbaar verlaten. Dat was voor Kapt. Schöder een streep door de rekening, immers van een kalmen bruggenbouw kon op die wijze niet veel komen. Hij gaf den commandant der geniesoldaten daarom last met de toenmalige „handgranaten" vooruit te komen (dat waren een soort dynamietbommen), om die vanaf h zoo mogelijk in de loopgraven te doen werpen. De eerste bom bleek al dadelijk te licht, haalde n. 1. niet meer dan de helft van den 40 M. afstand, kwam toen in de paja terecht waar zij wel ontplofte, maar niemand kwaad deed. Toen een Eur. geniesoldaat 1ste klasse met een tweede wat meer vooruitkwam, werd hij doodelijk in het hoofd getroffen Wijl ook de volgende bommen den overkant niet bereikten, wer den de pogingen maar gestaakt. 1) Adjudant onderofficier Hofman kreeg nu toch last te zelfder plaatse als op 20 Januari een overgang te maken. De sergeant Kloet met zijn mannen zou hem daarbij behulpzaam zijn, terwijl de sectie VAN der Stok, door vuur op de loopgraven d, het werk mogelijk zou maken. De 2e en 3e sectie respectievelijk onder de luitenants Bleeker en VAN DER Spek moesten zich gereed houden, om zoodra mogelijk de brug te passeeren en de loopgraven te bestormen. Hofman, die zich reeds op 4 Maarf t. v. bij de poging tot over gang onderscheiden had, kwam met sergeant Kloet en eenige 1) Naar aanleiding hiervan schreef de troepencommandant in zijn rapport „Het zou zeker gewenscht zijn eenige verzwaring aan te brengen om het werpen gemakkelijker te maken, of wel, dat te velde een eenvoudig werktuig medegenomen werd, b. v. een wip of schopje, waarmede de bom weggeslingerd kon worden. Hadden de bommen den overkant bereikt, dan had het gevecht veel eerder een eind genomen." 243

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 31