dwangarbeiders met het materiaal vooruit. Nog voor deze laatsten de bamboepagger, die de vijand bij wijze van hindernis op den noordoever had aangebracht, gepasseerd waren, sneuvelde de voorste en werden de twee volgende gewond, waarop onder de medegestraften een paniek ontstond, die allen deed uiteenstuiven. Sommigen gooiden de materialen weg, anderen liepen daarmede zoo hard, als zij konden, terug. Intusschen, de beide onderofficieren, de kanonnier Lobecke No. 22860, en de dwangarbeider Emot (een Madoerees) wisten van geen wijken, werkten zich zelf en een deel van het materieel door de openingen, en sleepten het laatste in het water. Behalve met geweervuur bestookte de vijand dit viertal met een lilla, maar door zoover onder water te blijven, dat men juist nog kon ademhalen, verkleinden zij de schijven en zetten hun arbeid onverschrokken voort. Alras bleek, dat het op de gekozen plaats niet gaan zou. daar de vijand er den moerasbodem vol met buikrantjoe's had geplant en men verplaatste zich noodgedwongen meer westwaarts. De positie dezer mannen was echter verre van benijdenswaardig. Niemand gaf antwoord, toen Hofman om meerdere hulp en ma terialen riep, zeer waarschijnlijk, omdat niemand het hoorde, dank zij het zware vuur aan beide kanten. Toen bood Kloet zich aan om weer naar boven te kruipen en kapitein Schroder van de toestand op de hoogte te brengen. De dwangarbeider volgde hem. Hofman en Lobecke konden voorloopig niet beter doen, dan in het water dekking achter een paar boomstronken te zoeken en gelaten verdere hulp af te wachten. Kloet kwam ongedeerd bij den kapitein en terwijl hij verslag deed van de mislukte poging tot overbrugging, werd deze officier door een doorborend schot in de rechter beneden arm buiten gevecht gesteld. Kloet kon wel niet anders doen, dan eerst den kapitein verbinden en hem met een ander sergeant achteruit brengen. Het commando over de aanvalstroepen ging op Luitenant Bleeker over, wien het al gauw duidelijk werd, dat het moreel der menschen er door die plotseling intredende verliezen niet beter op geworden was. Ten overvloede ontdekte hij, dat de munitie zoo goed als verschoten was. Ten einde van aanvulling verzekerd te zijn, zond hij Luitenant van der Spek met zijne geheel sectie terug om die te halen. De troepencommandant zag van zijn standplaats eerst het terugrennen der dwangarbeiders, kort daarop eene sectie, die ook al den verkeerden kant uitging, en zond Luitenant Schultz om te zien, wat er aan de hand was. 244

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 32