Uit Buitenlandsche militaire
Tijdschriften.
Technik und Wehrmacht, No. XXII, 1919.
Das deutsche Kriegsvermessungswesen.
8 Sonderarbeiten für Artillerie, Minenwerfer und Nachrichten-
truppen.
Het schieten en werpen zonder waarneming was slechts mogelijk,
wanneer nauwkeurig opgemeten en aangegeven richtpunten gegeven
waren. Richting der stukken op het kompas alleen mogelijk als
magnetische opmetingen verricht waren. De meetafdeelingen moesten
hiervoor al de voorbereidingen treffen. Evenzoo waren de photo-
grafische opnamen van den geheelen horizon (Rundbilder) voor
waarneming, berichten en bevelen noodig.
In de laatste periode van den oorlog waren daarom bij de artillerie
artillerie-hoekmeters ingedeeld, afkomstig van de meetafdeelingen,
welke meters een nauwgezette opleiding hadden genoten in het
richten en schieten. Deze moesten de stellingen opmeten en inschetsen.
Zij waren ter beschikking van de artilleriestaven en de zwaarste
batterijen. Bij stellingverwisseling bij de groote aanvallen en terug
tochten bleken er nooit genoeg van deze personen beschikbaar te
zijn naar den zin der gebruikers, zoo groot was de behoefte.
Naar aanleiding van hun gegevens werden batterijkaarten vervaar
digd, terwijl de ..Rundbilder" vooral voor de staven dienden Na
de vervollediging met panoramaschetsen en bijschrijvingen zag men
daarop in de artilleriestaven evenveel van het terrein als bij de
batterijen.
Ook werden kaarten vervaardigd, waarop aangegeven stond, wat
van uit bepaalde punten in heuvelachtig terrein kon worden ingezien.
Dit was vooral van gewicht voor munitieaanvulling.
De schrijver zegt ten slotte: „De geheele artillerie van de lichtste
tot de zwaarste gebruikte steeds meer de voordeelen van het
Kriegsvermessungswesen. Helaas was de verwaarloozing van het
artilleristische meet-, photo- en kaartwezen in vredestijd gedu
rende den oorlog niet meer goed te maken. Dikwijls [ontbrak
tot het laatste het begrip, wat dit hulpmiddel tot vermeerdering
der eigen en vermindering van de vijandelijke vuuruitwerking kan
bijdragen."
Men is het er nog niet over eens, of de artillerie in de toekomst
deze verrichtingen met eigen personeel moet uitvoeren of die
moet overlaten aan de meetafdeelingen. Luitenant-kolonel Boelcke
276