niet in gunstiger omstandigheden te brengen, heeft men toen de marine-verhoogingen niet doen ingaan op 1 Januari, zooals bij de landmacht, maar eerst een kwartaal later. De tweede aangelegenheid, waaromtrent ik nog eenige toelichting wenschte te geven, is de volgende Onder de voordeelen, die in het Afdeelingsverslag aan de offi ciersbetrekking worden toegeschreven, komt onder nummer 10 voor, dat officieren, ingeval van lichamelijke ongeschiktheid in en door den dienst ontstaan, vol pensioen ontvangen, ook al hebben zij hun diensttijd nog niet volbracht. Bij de beantwoording van dat voordeel, Mijnheer de Voorzitter, is men van den gedachtengang uitgegaan, dat natuurlijk bedoeld werd, een inderdaad voor officieren bestaand voordeel te bespreken, nl. dat hun bij verminking, waardoor een of meer ledematen, dan wel oogen niet meer geschikt zijn voor het gebruik, een verhooging wordt toegekend, welke in totaal nooit meer mag bedragen dan de helft van het geheele pensioen. Maar de opvatting blijkt bij nadere overlezing niet juist. Daarom zij nog vermeld, dat hetzelfde voorrecht betreffende het erlangen van algeheel pensioen bij het ongeschikt worden voor den dienst, als dat plaats heeft door of tengevolge van den dienst, voor de civiele ambtenaren evenzeer bestaat als voor de militaire en dan hebben de burgerlijke ambte naren daarbij nog het voordeel, dat hel pensioen wordt berekend naar het inkomen gedurende de laatste drie jaren, welke berekening in enkele gevallen nadeelig kan zijn voor de jonge ambtenaren, maar voor de oudere ambtenaren altijd een voordeel oplevert boven de militaire pensioenen, welke steeds worden bepaald naar den rang. Verhooging voor het gemis van het gebruik van ledematen wordt evenwel aan burgerlijke landsdienaren niet toegekend. Hiermede, Mijnheer de Voorzitter, heb ik toegelicht, wat nog aangevuld moest worden. De heer Soselisa: Mijnheer de Voorzitter! Tegen de voorstellen der militaire bezoldigingscommissie zijn door mij bezwaren aange voerd, bezwaren, niet van mij zeiven, maar van de voormannen en vertrouwensmannen der Ambonneesche militairen, met wie ik vóór de behandeling van bedoelde voorstellen in den Volksraad eene vergadering heb gehouden, en welke bezwaren ook in eene dezer dagen met alle Ambonneesche militairen te Weltevreden en Meester Cornelis gehouden vergadering door hen volkomen wer den gedeeld. Welke die ook o.i. billijke bezwaren zijn, is der Regeering en het legerbestuur uit het Afdeelingsverslag bekend. Wij hadden gehoopt, dat aan die bezwaren tegemoet zou worden gekomen en met hunne billijke wenschen rekening zou worden gehouden. Vervlogen is de hoop. Bittere teleurstelling. Blijkens de Memorie van Antwoord vindt de Regeering geen aanleiding om aan die bezwaren tegemoet te komen. Laat ik de voornaamste daarvan naar voren brengen en tevens het antwoord der Regeering. Een van die bezwaren, welke ook door vele leden van den 289

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1920 | | pagina 75