Volksraad worden gedeeld en welke gelden voor de inheemsche
troepen, dus zoowèl voor de Indische Europeanen als voor de
Inlanders, Menadoneezen, Arnbonneezen enz., dus voor de Indiërs,
is, dat blijkens de ontworpen bezoldigingsschalen een inheemscli
soldaat 1ste klasse, behoorende tot de beste groep dus, min
der soldij zal ontvangen dan een Europeesche soldaat 2e klasse,
de minste uit de groep der aanvullingstroepen 0,50 tegen
0,75) en verder, dat een inheemsch korporaal 2de
klasse 0,20 minder soldij zal ontvangen dan de lager in
rang zijnde Europeesche soldaat der 1ste klasse.
De Regeering kan dit bezwaar niet deelen. Naar haar gevoe'en
mag men. rekening houdende met de hooge levenseischen van den
geïmporteerden Europeaan, geen vergelijking maken tusschen de
soldij van den soldaat der 1ste klasse van de aanvullingstroepen en
die van korporaal der 2de klasse van de inheemsche troepen, maar
moet men de soldij van den laatstgenoemenden vergelijken met die
van den soldaat der 1ste klasse der inheemsche troepen, waar
bij blijkt, dat de korporaal der 2e klasse belangrijk meer ontvangt,
m.a.w. moet men, naar het oordeel der Regeering, bij het maken
van eene vergelijking tusschen de aan de mindere militairen toe te
kennen bezoldigingen zich uitsluitend bepalen tot de groep, waar
onder zij volgens het bezoldigingsstelsel zijn gebracht
Met eerbiediging van deze meening moet mijns inziens, vooral
in het leger, bij het bepalen der bezoldiging het oog worden gericht
op den graad, den rang, dien men daarin bekleed, onverschillig of
men men eene geïmporteerde of een inheemsche kracht is. Een
soldaat (om mij tot den soldaat te bepalen) moet naar mijn oordeel
niet alléén ondergeschikt zijn aan een korporaal in graad, maar die
ondergeschiktheid moet zich m.i. in alles doen gevoelen, wil de
mindere volkomen eerbied voor den meerdere hebben, wil in het
leger het gezag het prestige hoog worden gehouden.
Zal niet overal elders het eergevoel van den meerdere gekwetst
worden, wanneer hij minder bezoldiging geniet dan degene, die
in rang beneden hem staat?
Het hier besproken bezwaar, die wij, na de zoo straks gegeven
uiteenzetting van ons standpunt ten deze moeten handhaven, moet,
zooals ook de Regeering terecht opmerkt, er toe leiden, dat de
soldijen van brigadiers en van de sergeanten der 2de klasse zullen
moeten worden herzien.
„Zou men dus blijven vasthouden aan het denkbeeld, dat de
soldij van den inheemschen korporaal 2de klasse gelijk of hooger
zou moeten zijn dan die van den soldaat der lste klasse van de
aanvullingstroepen, dan zou er de voorkeur aan moeten worden
gegeven om den rang van korporaal 2de klasse te doen ver
vallen. Daardoer zouden echter tal van goed oppassende mi
litairen worden gedupeerd".
Aldus de Regeering.
Mijnheer de Voorzitter, ik zou zeggen, dat, waar het hier eene
lotsverbetering der militairen betreft, zij en zeer zeker de oppassen-
den onder hen in de eerste plaats, niet mogen worden gedupeerd.
290